ECLI:NL:RBZWB:2023:1959

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
BRE-22-4531
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De uitspraak op bezwaar vond plaats op 21 september 2022. De belanghebbende heeft op 30 november 2022 een brief ontvangen van de heffingsambtenaar waarin deze aangaf alsnog tegemoet te komen aan de belanghebbende. Hierop heeft de belanghebbende het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar de heffingsambtenaar heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan het beroep van de belanghebbende, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond wordt toegewezen. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 566,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met inachtneming van de relevante artikelen van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de heffingsambtenaar verplicht is om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op 24 maart 2023. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, met de mogelijkheid voor hen om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4531

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 21 september 2022 inzake de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer].
Bij brief van 30 november 2022 heeft de heffingsambtenaar aangegeven alsnog aan belanghebbende tegemoet te komen.
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De heffingsambtenaar heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de heffingsambtenaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 566,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 296,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5) [1] .
De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 566,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 24 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 november 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4638