RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummer: BRE 21/959 WIA
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2023 in de zaak tussen
[naam eiseres] , uit [plaatsnaam 1] , eiseres,
(gemachtigde: mr. H.M.Th. de Pont),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam werknemer] ,uit [plaatsnaam 2] (werknemer).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlenging van de periode van verplichte loondoorbetaling tijdens ziekte aan de werknemer tot 12 april 2021 in verband met het niet voldoen aan de re-integratieverplichtingen (loonsanctie).
Het UWV heeft deze loonsanctie met het besluit van 30 maart 2020 aan eiseres opgelegd. Met het bestreden besluit van 14 januari 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de loonsanctie gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften.
De werknemer heeft geen toestemming verleend om eiseres kennis te laten nemen van stukken die medische gegevens bevatten. Met de beslissing van 9 juli 2021 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat eiseres van nader genoemde stukken geen kennis mag nemen en dat kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft verkregen.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam HR Business partner] (HR Business Partner namens eiseres), de gemachtigde van het UWV en de werknemer.
De rechtbank stelt vast dat de werknemer geen toestemming heeft gegeven om medische gegevens aan eiseres te verstrekken. Dit betekent dat in deze uitspraak geen melding zal worden gemaakt van specifieke op de werknemer betrekking hebbende medische gegevens.
Totstandkoming van het besluit
De werknemer is als medewerker horeca werkzaam geweest bij het [naam bedrijf] in [plaatsnaam 1] , onderdeel van [naam eiseres] . Op 25 maart 2018 heeft zich een bedrijfsongeval voorgedaan waarbij de werknemer een chemische stof heeft ingeslikt.
Op 27 maart 2018 heeft de werknemer zich ziek gemeld.
Op 29 maart 2018 is de werknemer weer gestart met werken maar op 19 april 2018 was er een dusdanige toename van klachten dat hij zich weer ziek heeft gemeld.
Op 3 april 2019 en 12 november 2019 heeft de bedrijfsarts een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarin is aangegeven dat de werknemer gemiddeld niet meer dan 4 uur per dag kan werken in huidig werk.
Op 9 januari 2020 heeft de werknemer bij het UWV een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ingediend.
Met de besluiten van 30 maart 2020 heeft het UWV aan eiseres een loonsanctie opgelegd, omdat zij niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen, en aan de werknemer meegedeeld dat de behandeling van zijn WIA-aanvraag uitgesteld wordt.
Eiseres heeft tegen de loonsanctie bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.