ECLI:NL:RBZWB:2023:1789
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking beroep
Op 17 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 26 februari 2022 aan de belanghebbende was opgelegd. Na een uitspraak op bezwaar van 20 april 2022, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft de belanghebbende beroep ingesteld. Op 27 mei 2022 heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag ambtshalve vernietigd, waarna de belanghebbende het beroep heeft ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan het beroep van de belanghebbende, wat aanleiding geeft om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 566,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Daarnaast is de heffingsambtenaar verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier N. Plasman, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De belanghebbende is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.