ECLI:NL:RBZWB:2023:1721

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3216
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) beoordeeld. Eiser, die in [plaatsnaam 1] woont, had in 2021 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een woningaanpassing, die was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. De rechtbank heeft de zaak op 5 januari 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en mr. M.L.B. Spruijt namens het college aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2006 naar [plaatsnaam 2] was verhuisd, maar in 2018 terugkeerde naar [plaatsnaam 1] en daar een woning kocht. Eiser voerde aan dat zijn gezondheidstoestand verslechterde en dat zijn echtgenote ook fysieke beperkingen had, wat niet was meegenomen in de besluitvorming van het college. De rechtbank oordeelde dat eiser niet vooraf toestemming had gevraagd voor de verhuizing naar zijn huidige woning, wat in strijd was met de verordening van de gemeente Zundert. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat eiser niet was verhuisd naar de meest geschikte woning voor zijn beperkingen en dat de aanvraag voor de woningaanpassing terecht was afgewezen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.E.M. Edelmann),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert(het college).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Met het besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het besluit van 25 augustus 2020 (het primaire besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiser en namens het college mr. M.L.B. Spruijt.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Eiser woonde in [plaatsnaam 1] , maar is in 2006 verhuisd naar [plaatsnaam 2] . Omdat hij graag terug wilde keren naar [plaatsnaam 1] , heeft hij in het voorjaar van 2018 een woning gekocht in die plaats. In augustus 2018 is hij daar met zijn huidige echtgenote gaan wonen.
In oktober 2019 heeft eiser navraag gedaan bij het college naar de mogelijkheden om de serre op de begane grond van zijn woning om te bouwen tot slaap- en badkamer. In juni 2020 heeft hij zich hiervoor formeel tot het college gewend. Op 7 juli 2020 heeft er een keukentafelgesprek plaatsgevonden. Eiser heeft het naar aanleiding daarvan opgesteld Plan van Aanpak op 17 augustus 2020 ondertekend. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij het niet eens is met het verslag.
Bij het primaire besluit heeft het college eisers aanvraag voor een woningaanpassing afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiser bij de aankoop van de woning had kunnen voorzien dat deze niet adequaat is voor iemand met fysieke belemmeringen die niet zullen verbeteren. Eiser heeft daar bezwaar tegen gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
2. Eiser voert aan dat zijn gezondheidstoestand eind 2019 sneller dan verwacht achteruit is gegaan, daarom kon hij voor de verhuizing geen toestemming vragen aan het college. Zijn echtgenote heeft in die periode bovendien haar enkel en heup gebroken en is daardoor langere tijd bedlegerig geweest. Ook zij kan moeilijk traplopen. Dat is ten onrechte niet meegenomen in de besluitvorming. Verder stelt eiser dat er begin 2018 nauwelijks geschikte woningen waren in de prijsklasse van € 200.000,00 tot € 250.000,00. Ter onderbouwing van die stelling heeft hij een overzicht van een makelaar overgelegd.
Beoordelingskader
3. Het beoordelingskader is opgenomen in een bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling
4. Uit artikel 8, zesde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zundert 2020 (de verordening) volgt dat het college een aanvraag voor een woningaanpassing afwijst indien de betrokkene niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.
Eiser heeft tegen dit beleid van het college geen gronden aangevoerd, zodat niet in geschil is dat dit als uitgangspunt mag worden gehanteerd in de beoordeling.
4.1
Vast staat dat bij eiser sprake is van medische problematiek. Hij lijdt onder meer aan de ziekte van Bechterew, de ziekte van Scheuermann en diabetes. Vanwege de hieruit voortvloeiende klachten en beperkingen heeft eiser toen hij nog woonachtig was in [plaatsnaam 2] een beroep gedaan op de Wmo. De stukken uit [plaatsnaam 2] maken onderdeel uit van het dossier in deze zaak. Hieruit blijkt dat al in 2009 een gehandicaptenparkeerkaart en -plaats en huishoudelijke ondersteuning zijn toegekend aan eiser. In het rapport bij de aanvraag van deze voorzieningen wordt melding gemaakt van een beperking op traplopen. Ook in de in het dossier gevoegde stukken omtrent Wmo-aanvragen van eiser in [plaatsnaam 2] in 2014, 2016 en 2018 is dit vermeld. Daarnaast wordt consequent gerapporteerd dat de klachten en beperkingen van eiser blijvend zijn en in ernst en intensiteit zullen toenemen. Op basis van deze informatie heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser in augustus 2018 niet verhuisd is naar een voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning. De beperking op traplopen bestond immers al geruime tijd en voorzienbaar was dat de situatie verder zou verslechteren.
Eiser heeft bovendien verzuimd vooraf toestemming aan het college te vragen voor de verhuizing naar zijn huidige woning in [plaatsnaam 1] .
4.2
Bij weigering van een woonvoorziening op de grond dat de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, dient het college aannemelijk te maken dat er in de periode dat eiser de woning heeft geaccepteerd geschiktere woningen voorhanden waren. De rechtbank is van oordeel dat eiser, doordat hij in augustus 2018 verhuisd is naar de huidige woning en pas daarna contact heeft gezocht met het college, het onderzoek naar een concrete, geschiktere woning door het college ernstig heeft bemoeilijkt. Daarom rustte er in dit geval op het college geen onderzoeksplicht meer en had het op de weg van eiser gelegen om aan de hand van controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat op dat moment geen passende woning beschikbaar was in de regio. [1]
4.3
Eiser heeft in beroep informatie van makelaardij ‘De Huizenbemiddelaar’ overgelegd, waaruit blijkt dat er in de straat waar eiser momenteel woont tussen 18 februari 2018 en 25 juni 2018 meerdere woningen binnen eisers budget te koop hebben gestaan met één of twee slaapkamers en een badkamer op de begane grond. Deze woningen waren gelet op de beperkingen van eiser (en zijn echtgenote) dus geschikter. Dit betreft overigens slechts informatie van één makelaar over één straat in [plaatsnaam 1] . Niet uitgesloten is dat er nog andere geschikte woningen in de gemeente Zundert (eventueel ook in de huursector) voorhanden waren. Niet gebleken is dat eiser daar nader onderzoek naar heeft gedaan. De rechtbank kan zich voorstellen dat eiser teruggekeerd is naar [plaatsnaam 1] om in de nabijheid van zijn dochter (die hem ook hulp kan bieden) te zijn, maar onder de gegeven omstandigheden heeft het college zijn aanvraag voor een woningaanpassing terecht geweigerd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 14 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: beoordelingskader
Artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening de regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen. Het tweede lid, aanhef en onder a, bepaalt dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.
Artikel 2.3.1 van de Wmo bepaalt dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 definieert maatwerkvoorziening als op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van – voor zover hier van belang – de zelfredzaamheid.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zundert 2020
Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening
3. Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot ondersteuning:
a. voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en
b. voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.
6. Onverminderd het bepaalde in lid 5 wijst het college een aanvraag voor een persoonsgebonden budget of een maatwerkvoorziening voor een woningaanpassing af indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2021 gemeente Zundert
7.3.7 Voorzienbaarheid
Uit de criteria voor een maatwerkvoorziening in artikel 8 van de verordening blijkt dat de cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was, de noodzaak voor de voorziening niet voorzienbaar was of van cliënt niet verwacht kon worden dat hij maatregelen getroffen zou hebben die de hulpvraag overbodig hadden gemaakt. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer men verhuist naar een woning waarvan bij verhuizing duidelijk is dat deze niet geschikt is voor de cliënt of zijn huisgenoten, men niet in aanmerking komt voor woningaanpassingen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 januari 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:331 en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3490.