ECLI:NL:RBZWB:2023:1693
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van ambtshalve vermindering van een aanslag inkomstenbelasting door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 28 maart 2023, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep is gegaan tegen de afwijzing van zijn verzoek om ambtshalve vermindering van een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder een aanslag opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank beoordeelt of het bezwaar tegen de afwijzing van de ambtshalve vermindering terecht niet-ontvankelijk is verklaard en of de belanghebbende recht heeft op aftrek van een bedrag van € 12.467,39 in verband met de aankoop van de blote eigendom van de grond.
De rechtbank stelt vast dat het bezwaar tegen de beschikking van 25 mei 2021 te laat is ingediend, waardoor de inspecteur dit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Desondanks kan de rechtbank het geschil inhoudelijk beoordelen op basis van de beschikking van 17 september 2021. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bedrag van € 12.467,39 betrekking heeft op rente of kosten die hij verschuldigd was in verband met een lening voor de aankoop van de blote eigendom. De rechtbank oordeelt dat het gehele bedrag van € 57.404,80 dat belanghebbende heeft betaald, is aangewend als koopsom voor de blote eigendom en derhalve niet aftrekbaar is.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na de verzenddatum.