In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 februari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete wegens overtreding van de Meststoffenwet beoordeeld. Eiseres, een varkenshouderij, had in 2018 meer dierlijke meststoffen gebruikt dan toegestaan. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had eerder een boete opgelegd van € 26.806,10, na een eerdere boetebeschikking van € 39.669,90. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze boete, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar door de minister. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de minister vertegenwoordigd waren.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht een boete heeft opgelegd, maar dat deze boete gematigd moet worden vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden, aangezien de procedure langer dan twee jaar heeft geduurd. De rechtbank past een matiging van 5% per half jaar toe op het oorspronkelijke boetebedrag, wat resulteert in een nieuwe boete van € 25.319,77. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De rechtbank benadrukt dat de minister zorgvuldig heeft gehandeld in de besluitvorming, ondanks de vergaande verlaging van de boete.
De uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige besluitvorming en de naleving van redelijke termijnen in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken met een punitief karakter.