Op 1 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, die sinds 8 oktober 2018 een bijstandsuitkering ontvangen, bezwaar maakten tegen de afwijzing van hun aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had op 5 januari 2023 hun aanvraag afgewezen, omdat verzoekers onvoldoende informatie hadden verstrekt om het recht op bijstand vast te stellen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij in een financiële noodsituatie verkeren en afhankelijk zijn van leningen van familie voor hun eerste levensbehoeften.
Tijdens de zitting op 17 februari 2023 hebben verzoekers aangevoerd dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hun aanvraag is afgewezen en dat zij voldoende informatie hebben verstrekt. Het college stelde echter dat verzoekers de beschikkingsmacht hadden over een auto, die als vermogen moet worden aangemerkt, en dat zij niet aan hun inlichtingenplicht hebben voldaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers de beschikkingsmacht over de auto hadden en dat de waarde van de auto boven de vermogensgrens ligt. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het college terecht had geoordeeld dat verzoekers niet voldeden aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.