ECLI:NL:RBZWB:2023:1265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5512
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een besluit inzake kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 28 februari 2023, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank van 7 april 2022. Eiser, vertegenwoordigd door mr. N. van Leeuwen, heeft beroep ingesteld omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 28 januari 2021, die was ingediend namens de erfgenamen van mevrouw [naam persoon] voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn van tien weken na de eerdere uitspraak heeft gereageerd op de aanvraag van eiser. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.

De rechtbank heeft besloten dat de Belastingdienst alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Indien dit niet gebeurt, kan de Belastingdienst een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd krijgen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de Belastingdienst veroordeeld om het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 418,50, te betalen. De rechtbank heeft de zaak als licht gekwalificeerd, wat invloed heeft gehad op de hoogte van de proceskostenvergoeding.

Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5512

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [Plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. N. van Leeuwen),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld na de uitspraak van deze rechtbank van 7 april 2022 (ECLI:NL:RBZWB:2022:1853). In die uitspraak staat dat verweerder nog niet heeft beslist op eisers verzoek (aanvraag) van 28 januari 2021 namens de erfgenamen van mevrouw [naam persoon] om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag en dat verweerder binnen tien weken na de dag van verzending van de uitspraak, 8 april 2022, alsnog moet beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens hem niet heeft gedaan. De rechtbank doet nu uitspraak na de vervallenverklaring van haar eerdere uitspraak van 23 december 2022. [1]

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is, in een geval als het onderhavige, waarin de bestuursrechter een termijn heeft gesteld voor het nemen van een (nieuw) besluit, niet vereist dat nog een ingebrekestelling wordt gestuurd voordat beroep wordt ingesteld. [2]
Verweerder heeft niet binnen de door de bestuursrechter van deze rechtbank gestelde termijn een besluit genomen op de aanvraag van 28 januari 2021 van eiser.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
De rechtbank kan op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb verweerder een dwangsom opleggen voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. Volgens het landelijke beleid wordt in gevallen als deze, waarin verweerder na een door de rechter gestelde termijn nog geen besluit op bezwaar heeft genomen, de dwangsom bepaald op € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,-.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht (wegingsfactor 0,5), gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 28 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank van 12 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:190 tot vervallenverklaring van de uitspraak van deze rechtbank van 23 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7962.