Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 7 februari 2023;
- de pleitnota van [eiser] .
2.De feiten
4.De beoordeling
Een eigen krabmachine wat ingezet kan worden voor het vullen van lasnaden, nadat de grondlaag en de eerste vullaag handmatig is gelegd.:Indien dit een optie is waardoor het geknield en/of gehurkt actief 5 minuten of langer en 5 minuten achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn niet langer aan de orde is bij de doorlaswerkzaamheden en de werkstukken, dan kan dit ervoor zorgen dat dit knelpunt is opgelost ten aanzien van bovengenoemde items. Indien betrokkene de werkzaamheden zou kunnen verdelen over de dag en kan afwisselen met OP-werkzaamheden zou dit wellicht in voldoende mate afgewisseld kunnen worden.
Een vaste pijpopstelling te hanteren bij de OP-machine:Indien dit gerealiseerd kan worden dan zou de zware belasting ten aanzien van het duwen en trekken verholpen kunnen worden waardoor dit niet langer een knelpunt is.
Kleinere werkstukken:De grootte ervan varieert en zo ook de complexiteit. Deze factoren maken of betrokkene wel of niet lang achtereen gebogen en/of getordeerd actief moet zijn in het werk. Indien blijkt dat deze werkzaamheden met de krabmachine uitgevoerd kunnen worden is dat wellicht een optie om het knelpunt weg te nemen.
Goede afzuiging op/bij de OP-machine:Indien dit gerealiseerd kan worden kan het knelpunt ten aanzien van stof, rook, gassen en dampen weggenomen worden, waarbij de vraag is om de afzuiging voldoende is. Zo niet, dan kan men wellicht een PBM verschaffen welke voldoende werkt. Men werkt met laskappen met filters. Wellicht dal dit een optie is of een soortgelijke PBM.
In hoogte verstelbare stoel:Er zijn stoelen van diverse hoogtes aanwezig bij de werkgever. Van belang is om na te gaan of deze voldoen en zo niet kan men overgaan tot het aanschaffen van een in hoogte verstelbare stoel.
3.Het geschil
primairop te heffen,
subsidiairte schorsen
, meer subsidiairte verminderen, met veroordeling van [gedaagde] om binnen 14 dagen na dit vonnis aan [eiser] te vergoeden hetgeen alsdan ten onrechte door [gedaagde] op basis van het vonnis van 3 november 2022 ten laste van [eiser] is geïnd;
4.De beoordeling
geenen wat betreft de pijpopstelling
andereaanpassingen heeft uitgevoerd, omdat de in de rapportage opgenomen aanpassingen, naar zij stelt, in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet van haar kunnen worden verlangd. Dat betekent dus dat [eiser] in zoverre niet aan de hoofdveroordeling heeft voldaan.
weliswaar deels, maar (nog) niet volledigaan de hoofdveroordeling heeft voldaan, zodat zij in beginsel sinds 13 december 2022 de aan de hoofdveroordeling verbonden dwangsom verbeurt.
of de veroordeelde sinds zijn veroordeling redelijkerwijze al het mogelijke heeft gedaan om aan de hoofdveroordeling te voldoen. De onmogelijkheid om de hoofdveroordeling uit te voeren moet dan ook in beginsel worden
beoordeeld aan de hand van feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan ná de hoofdveroordeling(vgl. BenGH 25 september 1986, ECLI:NL:XX:1986:AC9501, BenGH 29 april 2008, ECLI:NL:XX:2008:BD4245 en HR 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:396). Voorts geldt dat ingeval de rechter een partij op straffe van een dwangsom heeft veroordeeld tot het verrichten van een aantal verschillende prestaties, en daarbij heeft bepaald dat deze dwangsom wordt verbeurd voor elk geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven om een of meer van die prestaties te verrichten, artikel 4 EW niet toelaat dat die rechter op een daartoe strekkende vordering van de veroordeelde de dwangsom opheft of vermindert indien van die prestaties een gedeelte door de veroordeelde is verricht, ten aanzien van een ander gedeelte sprake is van onmogelijkheid tot het verrichten ervan door de veroordeelde, en het overige gedeelte onverricht is gebleven zonder dat van zodanige onmogelijkheid sprake is. Indien in een dergelijk geval een wanverhouding is ontstaan tussen enerzijds de dwangsom en anderzijds de waarde van het onverricht gebleven gedeelte van de prestaties, kan die wanverhouding geen grond opleveren voor de rechter die de dwangsom had opgelegd, om haar op een daartoe strekkende vordering van de veroordeelde op te heffen of te verminderen (vgl. BenGH 9 maart 1987, ECLI:NL:XX:1987:AB7786).