ECLI:NL:RBZWB:2023:1244

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_6012 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot stilleggen van bouwprojecten in plangebied Tholen

Op 23 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen (verzoeker) en het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (verweerder). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van verweerder om bestuursdwang toe te passen en de werkzaamheden in het plangebied bedrijventerrein Tholen stil te leggen. Verweerder stelde dat de zorgplicht uit de Wet natuurbescherming (Wnb) was overtreden, omdat er een redelijk vermoeden bestond dat de rugstreeppad in het plangebied aanwezig kon zijn. Verzoeker betwistte deze overtreding en voerde aan dat er voorafgaand aan de werkzaamheden ecologisch onderzoek was verricht.

De voorzieningenrechter heeft de feiten en de argumenten van beide partijen beoordeeld. Hij concludeerde dat verzoeker en de derde partij onvoldoende zorg hebben gedragen voor de bescherming van de rugstreeppad en dat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet kon besluiten tot onmiddellijke stillegging van de werkzaamheden, omdat er geen sprake was van een kennelijk geval van onzorgvuldig handelen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de stillegging van de werkzaamheden geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/6012

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 februari 2023 in de zaak tussen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verzoeker,

(gemachtigden: mr. drs. M.C. de Smidt en mr. N. Haireche),
en

het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (verweerder).

Als derde partij heeft deelgenomen:
[naam vergunninghouder].

Inleiding

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het door verweerder terstond toepassen van spoedeisende bestuursdwang, bestaande uit het stilleggen van werkzaamheden in het plangebied bedrijventerrein [naam bedrijventerrein] te Tholen (hierna: plangebied). Volgens verweerder werd de zorgplicht uit artikel 1.11, eerste en tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) overtreden door het uitvoeren van de werkzaamheden terwijl een redelijk vermoeden bestond dat de rugstreeppad in dat plangebied aanwezig kon zijn. Verweerder heeft dit achteraf op schrift gesteld.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen en heeft verzocht om schorsing van het besluit tot stillegging van de werkzaamheden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek samen met twee samenhangende verzoeken (22/6004 en 22/6095) op 13 februari 2023 op zitting behandeld. Namens verzoeker waren zijn gemachtigden en [namen vertegenwoordigers] aanwezig. Verweerder werd vertegenwoordigd door [namen vertegenwoordigers Gedeputeerde Staten]. Namens de derde partij was [naam vertegenwoordiger vergunninghouder] aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Wat zijn de feiten?

Bedrijventerrein [naam bedrijventerrein] wordt uitgebreid. Deze uitbreiding is voorzien op gronden ten noordwesten van het huidige bedrijventerrein en is volgens verzoeker gewenst, omdat op het bestaande bedrijventerrein [naam bedrijventerrein] (I, II en III) en het aangrenzende bedrijventerrein [naam bedrijventerrein 2] nog maar enkele kavels beschikbaar zijn waarop bedrijven kunnen worden gevestigd. De werkzaamheden die de derde partij uitvoert, zien op het bouwrijp maken van het plangebied.
Op 8 november 2022 hebben twee toezichthouders van verweerder een inspectie uitgevoerd in het plangebied. De toezichthouders hebben namens verweerder mondeling aan verzoeker en de derde partij medegedeeld dat de werkzaamheden per onmiddellijke ingang bestuursrechtelijk werden stilgelegd, omdat niet werd voldaan aan de zorgplicht. Verweerder heeft dat besluit op 16 november 2022 op schrift gesteld en bekendgemaakt aan verzoeker en de derde partij.
Verzoeker heeft daar bij brief van 21 december 2022 bezwaar tegen gemaakt en heeft de voorzieningenrechter op 27 december 2022 verzocht om een voorlopige voorziening.

2. Wat heeft verweerder besloten?

2.1
Verweerder heeft besloten om terstond bestuursdwang toe te passen als bedoeld in artikel 5:31, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bestuursdwang bestond uit het stilleggen van alle werkzaamheden in het plangebied. Verweerder heeft het besluit gebaseerd op: het inspectierapport van de toezichthouders, het kennisdocument over de rugstreeppad van Bij12 (hierna: kennisdocument), een Ecologische vrijgave bouwrijp maken bedrijventerrein [naam bedrijventerrein] te Tholen van Melk en Honingh (hierna: ecologische vrijgave), de Quickscan Wet natuurbescherming wijk [naam wijk] van Econsultancy van 31 maart 2021 (hierna: quickscan), een Nader onderzoek ecologie wijk [naam wijk] te Tholen van Econsultancy van 15 juli 2022 (hierna: nader onderzoek) en een Memo inspectie holtes en beoordeling geschiktheid rugstreeppad van Econsultancy van 3 februari 2022 (hierna: memo).
2.2
Uit het inspectierapport blijkt volgens verweerder dat de inspecteurs hebben vastgesteld dat binnen het plangebied diverse graafwerkzaamheden plaatsvonden en dat binnen het gebied veel vergraafbare grond en diverse grond- en zandhopen aanwezig waren. Op circa 500 meter van het plangebied is in 2020 een compensatieleefgebied voor de rugstreeppad gecreëerd, waarin 224 exemplaren en 500 larven zijn uitgezet. Uit het inspectierapport blijkt volgens verweerder ook dat rondom het compensatiegebied een amfibieënscherm is geplaatst die niet als zodanig kan functioneren, omdat er grote gaten en openingen in zitten en omdat het scherm overwoekerd is. Als gevolg daarvan kunnen de rugstreeppadden het compensatiegebied ongehinderd verlaten. Het plangebied is als gevolg van de graafwerkzaamheden uitermate geschikt gemaakt als overwinteringsgebied voor de rugstreeppad. Uit het kennisdocument blijkt volgens verweerder namelijk dat braakliggende bouwterreinen, groeven, zand- en kleiafgravingen, duinen en uiterwaarden een ideaal leefgebied vormen voor de rugstreeppad. Daarnaast blijkt uit de ecologische vrijgave, de quickscan, het nader onderzoek en de memo dat de locatie (in de winter) een geschikt habitat vormt voor de rugstreeppad, dat de rugstreeppad wordt aangetrokken tot graafwerkzaamheden en dat de aanwezigheid van de rugstreeppad niet uitgesloten kan worden. Gelet daarop is volgens verweerder niet uit te sluiten dat de rugstreeppad het plangebied gebruikt als overwinteringsplaats. Op 6 december 2022 en op 27 oktober 2022 zijn ook rugstreeppadden waargenomen in de nabijheid van het plangebied. Door het uitvoeren van werkzaamheden in het plangebied is het volgens verweerder mogelijk dat de rugstreeppad wordt gedood of verstoord en/of dat de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de rugstreeppad worden beschadigd of vernield. Daar was geen ontheffing voor verleend aan verzoeker. Deze schade is volgens verweerder onomkeerbaar en heeft grote nadelige gevolgen voor de instandhouding van de rugstreeppadpopulatie. Gelet daarop heeft verweerder besloten dat de zorgplicht uit artikel 1.11, eerste en tweede lid, van de Wnb als gevolg van de werkzaamheden van verzoeker werd overtreden en heeft verweerder besloten om de werkzaamheden terstond stil te leggen.
3. Wat heeft verzoeker aangevoerd
3.1
Verzoeker heeft aangevoerd dat geen sprake is van een overtreding, omdat de zorgplicht niet is geschonden. Een overtreding van de zorgplicht kan ook niet eenvoudig worden aangenomen, omdat de zorgplicht dient als vangnetbepaling. Schending van de zorgplicht kan alleen gehandhaafd worden in kennelijke gevallen van onzorgvuldig handelen. Daar is volgens verzoeker geen sprake van omdat voorafgaand aan de werkzaamheden verschillende onderzoeken zijn uitgevoerd door deskundigen.
3.2
Volgens verzoeker blijkt uit het bestreden besluit ook niet dat verweerder de belangen die zijn gediend bij de uitvoering van de werkzaamheden heeft meegewogen en welk gewicht aan die belangen is toegekend. Een uitbreiding van het huidige bedrijventerrein is noodzakelijk, omdat op het huidige bedrijventerrein en het aangrenzende bedrijventerrein nog maar enkele kavels beschikbaar zijn waarop bedrijven kunnen worden gevestigd. Ook elders binnen de gemeente zijn weinig mogelijkheden voor vestiging of verplaatsing van bedrijven. Voor de periode 2017-2026 wordt een vraag verwacht van 17,5-19,5 hectare. Daarnaast zijn reeds kavels binnen het plangebied verkocht. De eerste levering stond gepland voor half december 2022 en een latere levering van gronden is nadelig voor de grondexploitatie. Een kavel binnen het plangebied is verkocht aan een bedrijf uit [vestigingsplaats bedrijf]. Met de verhuizing van dit bedrijf ontstaat op haar huidige locatie ruimte voor circa 49 wooneenheden. Dat dient een groot maatschappelijk belang. De stillegging van het project resulteert niet alleen in vertraging van het desbetreffende project, maar ook in de daarmee samenhangende projecten die een maatschappelijk en/of natuurbelang dienen en heeft invloed op verplichtingen die de gemeente met derden is aangegaan. Ook leidt de huidige (tijdelijke) verkeerssituatie mogelijk tot onveilige situaties voor fietsers en een verminderde bereikbaarheid van het scholengebied.
4. Is sprake van een spoedeisend belang?
4.1
Uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
4.2
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker een voldoende spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat verzoeker heeft toegelicht dat de tijdelijke verkeerssituatie uit het oogpunt van de verkeersveiligheid onwenselijk is en verschillende algemene belangen zijn gediend met het voortzetten van de werkzaamheden.
5. Wat is het wettelijk kader?
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
6. Heeft verweerder de werkzaamheden stil kunnen leggen?
6.1
Verweerder is alleen bevoegd tot het terstond toepassen van bestuursdwang, wanneer sprake is van een overtreding [1] en wanneer de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. [2] Dit moet worden beoordeeld naar het moment van het toepassen van de bestuursdwang en op basis van de dan bekende kennis en de dan ter beschikking staande gegevens. [3]
6.2
Voor beantwoording van de vraag of verweerder bevoegd was om bestuursdwang toe te passen, is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) niet van belang of verzoeker overtreder is en in hoeverre de overtreding aan het college verweten kan worden. Dit is slechts van belang voor de vraag of verzoeker de kosten voor de uitvoering van de bestuursdwang moet betalen, aangezien die kosten slechts op de overtreder kunnen worden verhaald [4] en het ontbreken van alle verwijtbaarheid een reden kan zijn dat de kosten redelijkerwijs niet op de overtreder kunnen worden verhaald. [5]
Beschermingsregime rugstreeppad in de Wnb
6.3
In artikel 3.5 van de Wnb staat dat dat het verboden is in het wild levende dieren van soorten genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden, vangen of verstoren. Ook is het verboden om de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen. De rugstreeppad (bufo calamita) staat in die bijlage genoemd. Verweerder heeft overtreding van deze bepaling niet aan de stillegging ten grondslag kunnen leggen, omdat in het plangebied geen rugstreeppadden zijn waargenomen. Gelet daarop heeft verweerder gekozen voor handhaving van de zorgplicht uit artikel 1.11 van de Wnb.
Toetsingskader zorgplicht artikel 1:11 van de Wnb
6.4
Een ieder neemt op grond van artikel 1.11, eerste lid, van de Wnb voldoende zorg in acht voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. De zorg houdt volgens het tweede lid in elk geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor (o.a.) in het wild levende dieren:
dergelijke handelingen achterwege laat, dan wel,
indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of
voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt.
6.5
Het uitgangspunt van de zorgplicht is volgens de memorie van toelichting bij de Wnb [6] dat burgers, ondernemers en overheden alle handelingen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en hun directe leefomgeving achterwege laten. Dat brengt met zich dat degene die een bepaalde handeling wil verrichten die gevolgen voor natuurwaarden zou kunnen hebben zich daaraan voorafgaand op de hoogte stelt van de aanwezige natuurwaarden, de kwetsbaarheid ervan en de mogelijke gevolgen daarvoor van zijn handelen. Zo nodig raadpleegt hij een ecoloog. Alleen als het achterwege laten van de handeling redelijkerwijs niet kan worden gevergd, kan betrokkene de handeling toch verrichten. Dan zal hij evenwel alle noodzakelijke maatregelen moeten treffen die in redelijkheid van hem kunnen worden verlangd om nadelige gevolgen te voorkomen en bij de daadwerkelijke verrichting steeds alert moeten zijn op het daadwerkelijk achterwege blijven van de gevolgen. Als nadelige gevolgen niet zijn te voorkomen, moet hij maatregelen treffen om deze gevolgen zoveel mogelijk te beperken of – voor zover toch schade optreedt – ongedaan te maken. Als hij voor de afweging ten aanzien van de te treffen maatregelen niet over de nodige deskundigheid beschikt, zal hij een beroep op de deskundigheid van anderen moeten doen.
6.6.
Uit de memorie van toelichting blijkt daarnaast dat zelfstandige handhaving van de bepaling mogelijk is. Handhaving geschiedt bestuursrechtelijk, door inzet van de instrumenten van de last onder dwangsom of bestuursdwang. Komt degene die een handeling verricht de zorgplicht niet na, dan biedt de zorgplicht de nodige handvatten voor het bevoegd gezag om op te treden, ook al is de norm open geformuleerd en niet vervat in precieze verboden. Het gaat hierbij in beginsel om dieren of planten van soorten die buiten één van de specifieke regimes vallen van hoofdstuk 3 van de Wnb. Handhaving is in ieder geval mogelijk in kennelijke gevallen van onzorgvuldig handelen, bijvoorbeeld als de betrokkene zonder zich op de hoogte te stellen van de aanwezige planten en dieren in een natuurterrein graafwerkzaamheden of houtkap verricht en daar in het wild levende dieren doodt of zeldzame planten vernietigt. Ook in op voorhand wellicht minder duidelijke gevallen is evenwel handhaving mogelijk: de instrumenten van bestuurlijke handhaving bieden het bestuursorgaan de mogelijkheid om verder te concretiseren wat van de betrokken burger, ondernemer of andere overheid in het licht van de zorgplicht in het desbetreffende concrete geval wordt verlangd. Het bestuursorgaan zal bij activiteiten of projecten met mogelijk nadelige gevolgen de initiatiefnemer uitnodigen voor overleg om met elkaar vast te stellen of het project of de activiteit op de betrokken locatie redelijkerwijs nodig is en, als dat het geval is, om af te spreken welke concrete maatregelen zullen worden getroffen om schade te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Werkt de betrokkene niet mee dan kan – eventueel na een waarschuwing – een last worden afgegeven waarin concreet staat aangegeven wat van hem wordt verlangd op straffe van verbeurte van een dwangsom dan wel inzet van bestuursdwang. Deze last kan inhouden dat de werkzaamheden of activiteiten worden stilgelegd of dat bepaalde maatregelen worden getroffen om schade te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Heeft de betrokkene de schade al aangericht, dan kan worden gelast om herstelwerkzaamheden ten behoeve van het leefgebied van een of meer
bepaalde soorten te verrichten.
6.7
Uit de memorie van toelichting [7] blijkt verder dat de zorgplicht van ondersteunende betekenis is voor soorten die op grond van de Habitatrichtlijn beschermd moeten worden, zoals de rugstreeppad. Het is volgens diezelfde parlementaire geschiedenis in principe voldoende dat wordt voldaan aan de vereisten van dat specifieke beschermingsregime, in dit geval artikel 3.5 van de Wnb. De toegevoegde waarde van de zorgplicht is er volgens de memorie van toelichting voor de bescherming van deze soorten in gelegen dat ook bij de voorbereiding van handelingen al de nodige zorgvuldigheid in acht moet worden genomen en dat ook bij de daadwerkelijke verrichting van de handeling steeds alertheid is geboden om nadelige effecten te zoveel mogelijk te voorkomen. In de tweede plaats kan zij onder omstandigheden worden gebruikt voor preventief handhavend optreden, waarmee overtreding van verbodsbepalingen wordt voorkomen. Wanneer bijvoorbeeld door een handelen of nalaten van een initiatiefnemer nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor beschermde soorten, kan door inzet van het instrument van de last onder dwangsom of bestuursdwang handhavend worden opgetreden, terwijl er nog geen sprake is van overtreding van de voor die soorten geldende verbodsbepalingen.
Beoordeling
6.8
In dit geval heeft verweerder de zorgplicht gebruikt om preventief handhavend op te treden tegen handelen van verzoeker (grondwerkzaamheden) dat volgens verweerder nadelige gevolgen kan veroorzaken voor de rugstreeppad, om overtreding van artikel 3.5 van de Wnb te voorkomen.
6.9
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder op 8 november 2022 redelijkerwijs terecht heeft vastgesteld dat sprake was van een overtreding van de zorgplicht uit artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming. Verweerder heeft echter redelijkerwijs niet kunnen besluiten tot het terstond stilleggen van de werkzaamheden.
6.1
Uit de overgelegde stukken blijkt dat verzoeker en de derde partij zich er voorafgaand aan de werkzaamheden van bewust waren dat de werkzaamheden gevolgen zouden kunnen hebben voor natuurwaarden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoeker en de derde partij de zorgplicht voorafgaand aan de werkzaamheden echter onvoldoende in acht genomen. Ten aanzien van plangebied bedrijventerrein [naam bedrijventerrein] is slechts één ecologisch onderzoek gedaan, welk onderzoek heeft geresulteerd in de ecologische vrijgave. In de inleiding van dat stuk staat dat het een kort onderzoek betreft naar de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten en dat kort voor de start van de werkzaamheden heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van dit plangebied is geen specifieke quickscan en eventueel nader onderzoek vastgesteld. De quickscan, het nader onderzoek en de memo die door verzoeker zijn overgelegd acht de voorzieningenrechter niet relevant, omdat die zien op plangebied [naam wijk]. Gelet daarop is niet gebleken dat gedurende langere tijd voorafgaand aan de werkzaamheden ecologisch onderzoek is verricht door verzoeker en de derde partij om zich op de hoogte te stellen van de aanwezige natuurwaarden, de kwetsbaarheid ervan en de mogelijke gevolgen die de werkzaamheden daarop zouden kunnen hebben. De voorzieningenrechter acht één kort ecologisch onderzoek dat is gebaseerd op één schouw op 24 augustus 2022 onvoldoende om daar zicht op te kunnen krijgen. Uit de ecologische vrijgave blijkt verder dat de kans bestaat dat rugstreeppadden zitten ingegraven in hopen grond op het depot, maar dat die kans klein wordt geacht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt de zorgplicht met zich mee dat redelijkerwijs van verzoeker en de derde partij verlangd kon worden dat zij gelet op de uitkomst van het ecologisch onderzoek maatregelen zouden treffen ter bescherming van de rugstreeppad bij de uitvoering van de werkzaamheden en dat zij bij de werkzaamheden steeds alert zouden zijn op het daadwerkelijk achterwege blijven van nadelige gevolgen voor eventueel aanwezige rugstreeppadden. De voorzieningenrechter ziet in de stukken geen ecologisch werkplan waarin dergelijke maatregelen zijn vastgelegd. Er is ook niet vastgelegd dat en op welke wijze uitvoering van dergelijke maatregelen gemonitord wordt door een ecoloog tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
6.11
Het voorgaande betekent dat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden tegen overtreding van de zorgplicht uit artikel 1.11 van de Wnb. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder gelet op de memorie van toelichting redelijkerwijs niet kunnen besluiten tot het terstond stilleggen van de werkzaamheden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was ten tijde van de stillegging geen sprake van een kennelijk geval van onzorgvuldig handelen zoals omschreven in de memorie van toelichting. Omdat verzoeker wel een ecologische vrijgave had verricht en uit die vrijgave was gebleken dat de kans klein was dat de rugstreeppad in het gebied aanwezig was, kon op dat moment hoogstens worden gesproken over een minder duidelijk geval. In dergelijke gevallen gaat de wetgever ervanuit dat eerst overleg plaatsvindt en dat pas als dat overleg niet tot een bevredigd resultaat leidt, wordt overgegaan tot sancties. Gelet daarop heeft verweerder redelijkerwijs niet kunnen besluiten tot het terstond stilleggen van de werkzaamheden, maar had verweerder in overleg moeten treden met verzoeker en de derde partij om af te spreken welke concrete maatregelen getroffen konden worden om ervoor te zorgen dat de zorgplicht alsnog in acht werd genomen bij de uitvoering van de werkzaamheden.
7. Wat is het gevolg van deze uitspraak?
7.1
Gelet op het voorgaande heeft verweerder redelijkerwijs niet kunnen besluiten tot het terstond stilleggen van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen en zal de stillegging van de werkzaamheden schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat verweerder tijdens de zitting heeft aangegeven dat hij onmiddellijke stillegging als maatregel nodig achtte en dat hij alternatieven als een last (onder bestuursdwang of onder dwangsom) of overleg niet bespreekbaar vond en vindt. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer. Het is aan verweerder om in het kader van de heroverweging in bezwaar vast te stellen op welke andere wijze zij overtreding van de zorgplicht – in overeenstemming met de wetsgeschiedenis – willen handhaven.
7.2
Dat betekent dat de werkzaamheden uitsluitend met inachtneming van de zorgplicht uit artikel 1.11 van de Wnb kunnen worden hervat. Verzoekers kunnen dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter doen door voorafgaand aan de werkzaamheden nader en uitgebreider ecologisch onderzoek te verrichten naar dit specifieke plangebied en op basis daarvan een ecologisch werkplan (EWP) op te stellen met maatregelen die bij de uitvoering van de werkzaamheden worden getroffen om de rugstreeppad te beschermen. Verzoeker en de derde partij dienen dat EWP bij het uitvoeren van de werkzaamheden in acht te nemen en te laten monitoren door een ecoloog. Wanneer een rugstreeppad in het gebied wordt aangetroffen dienen direct maatregelen (zoals stilleggen van de werkzaamheden) te worden getroffen. De voorzieningenrechter vertrouwt er daarbij ook op dat verweerder hierover in overleg zal treden met verzoeker en de derde partij.
7.3
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
7.4
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift om een voorlopige voorziening, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het besluit tot stillegging van de werkzaamheden, tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 23 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb
Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
Wet natuurbescherming (Wnb)
Artikel 1.11, eerste en tweede lid, van de Wnb
Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in elk geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren en planten:
dergelijke handelingen achterwege laat, dan wel,
indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of
voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt.
Artikel 3.5 van de Wnb
Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, met uitzondering van de soorten, bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen.
Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren.
Het is verboden eieren van dieren als bedoeld in het eerste lid in de natuur opzettelijk te vernielen of te rapen.
Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen.
Het is verboden planten van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel b, bij de Habitatrichtlijn of bijlage I bij het Verdrag van Bern, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

Voetnoten

1.Artikel 5:2, eerste lid, onder b, jo. artikel 5:21 van de Awb.
2.Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb.
3.ABRvS 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1390, r.o. 14.2; ABRvS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2830, r.o. 2.2 en ABRvS 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1283, r.o. 2.2.
4.Artikel 5:25, eerste lid, van de Awb.
5.ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1719, r.o. 5.1.