Op 23 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen (verzoeker) en het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (verweerder). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van verweerder om bestuursdwang toe te passen en de werkzaamheden in het plangebied bedrijventerrein Tholen stil te leggen. Verweerder stelde dat de zorgplicht uit de Wet natuurbescherming (Wnb) was overtreden, omdat er een redelijk vermoeden bestond dat de rugstreeppad in het plangebied aanwezig kon zijn. Verzoeker betwistte deze overtreding en voerde aan dat er voorafgaand aan de werkzaamheden ecologisch onderzoek was verricht.
De voorzieningenrechter heeft de feiten en de argumenten van beide partijen beoordeeld. Hij concludeerde dat verzoeker en de derde partij onvoldoende zorg hebben gedragen voor de bescherming van de rugstreeppad en dat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet kon besluiten tot onmiddellijke stillegging van de werkzaamheden, omdat er geen sprake was van een kennelijk geval van onzorgvuldig handelen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de stillegging van de werkzaamheden geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker.