18.2.De eis van artikel 2.6 van het Bouwbesluit 2012 dat een bestaand bouwwerk gedurende de restlevensduur voldoende bestand is tegen de daarop werkende krachten, is nader uitgewerkt in de artikelen 2.7 en 2.8. Uit de artikelen 2.6, 2.7 en 2.8 van het Bouwbesluit 2012 volgt dat wanneer een bouwconstructie niet gedurende de in NEN 8700 bedoelde restlevensduur bezwijkt bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN 8700, bepaald volgens NEN 8700, in elk geval wordt voldaan aan artikel 2.6 van het Bouwbesluit 2012. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat er een overtreding van artikel 2.6 van het Bouwbesluit 2012 heeft plaatsgevonden, voordat is vastgesteld of de bouwconstructie niet bezwijkt, bepaald volgens NEN 8700. Niet in geschil is dat het college niet aan de hand van NEN 8700 heeft bepaald of het pand niet gedurende de hiervoor bedoelde restlevensduur bezwijkt. Het systeem van de artikelen 2.6, 2.7 en 2.8 van het Bouwbesluit 2012 sluit weliswaar op zichzelf niet uit dat in het geval toepassing van artikel 2.8 praktisch niet uitvoerbaar is, aan de hand van een andere bepalingsmethode wordt bepaald of een bestaand bouwwerk voldoet aan artikel 2.6. Uit die andere bepalingsmethode moet dan wel onmiskenbaar volgen dat niet aan artikel 2.6 is voldaan. Het college heeft niet gemotiveerd of toepassing van artikel 2.8 in dit geval praktisch niet uitvoerbaar is. Gelet hierop heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat er sprake is van overtreding van artikel 2.6 van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
19. Gelet op het vorenstaande komt de Afdeling nu niet toe aan een bespreking van de overige gronden van [appellanten] over de opgelegde last onder bestuursdwang.
20. Gelet op hetgeen in 18.2 is overwogen is het besluit van 3 augustus 2018 in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet zorgvuldig voorbereid en is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb niet deugdelijk gemotiveerd waarom het college bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen.
Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling het college op voet van artikel 8:51d van de Awb opdragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak het gebrek in dat besluit te herstellen. Het college dient het besluit alsnog toereikend te motiveren en zo nodig te wijzigen. Ingeval een nieuw besluit wordt genomen, dient dat op de wettelijk voorgeschreven wijze te worden bekendgemaakt. Het college dient daarin te motiveren dat het bevoegd was om een last onder bestuursdwang op te leggen vanwege overtreding van artikel 2.6 van het Bouwbesluit 2012. Het dient daarbij ofwel aan de hand van NEN 8700 vast te stellen dat artikel 2.6 van het Bouwbesluit 2012 is overtreden, ofwel, indien toepassing van artikel 2.8 praktisch niet uitvoerbaar is, dit aan de hand van een andere bepalingsmethode vast te stellen of een ander besluit te nemen.
21. In de einduitspraak wordt beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen op om:
- binnen zes weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen in 18.2 is overwogen het daar omschreven gebrek in het besluit op bezwaar van 3 augustus 2018, kenmerk 2018-001037/Z1028-00003821 2018/164701, te herstellen, en
- de uitkomst aan de Afdeling en [appellante A] en [appellant B] schriftelijk mede te delen en het eventuele nieuwe besluit op bezwaar toe te sturen en op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2021