ECLI:NL:RBZWB:2023:1060

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1571
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstandsuitkering en ingangsdatum onder de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een 29-jarige man afkomstig uit Syrië, en het dagelijks bestuur van Orionis. Eiser had een bijstandsuitkering aangevraagd die volgens hem met terugwerkende kracht vanaf 10 oktober 2021 moest ingaan, terwijl Orionis deze had vastgesteld op 5 november 2021. Eiser stelde dat zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal en zijn integratieproblemen hem verhinderden om tijdig een aanvraag in te dienen. Orionis betwistte dit en stelde dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om zijn aanvraag tijdig in te dienen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigden. De rechtbank bevestigde dat de bijstandsverlening in beginsel ingaat op de datum van aanvraag, en dat eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de verzoeken om bijstandsverlening met terugwerkende kracht af. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager om tijdig een aanvraag in te dienen en de voorwaarden waaronder bijstandsverlening kan worden verleend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1571 PW

uitspraak van 15 februari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] (eiser),

gemachtigde: mr. W.R. Aerts,
en

het dagelijks bestuur van Orionis [plaatsnaam 4] (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 19 november 2021 (primair besluit) heeft Orionis aan eiser een bijstands-uitkering toegekend op grond van de Participatiewet met ingang van 5 november 2021.
In een besluit van 3 februari 2022 (bestreden besluit) heeft Orionis eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 25 januari 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Orionis werd vertegenwoordigd door mr. N.M. Feijtel en [naam vertegenwoordiger] .
Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser is een 29-jarige man die afkomstig is uit Syrië. Hij is per 11 mei 2019 verhuisd van [plaatsnaam 2] naar [plaatsnaam 3] omdat hij daar een zelfstandige woning kon krijgen. Orionis heeft aan eiser een bijstandsuitkering toegekend om in zijn levensonderhoud te voorzien.
In het kader van een rechtmatigheidscontrole heeft Orionis eiser per brief van 27 september 2021 uitgenodigd voor een gesprek op 11 oktober 2021, waarbij hem is gevraagd om enkele documenten mee te nemen. Nadat eiser zonder bericht van verhindering niet is verschenen heeft Orionis eisers bijstandsuitkering in een besluit van 11 oktober 2021 opgeschort, en hem een hersteltermijn gegeven. Eiser is verzocht om op een afspraak op 18 oktober 2021 op het kantoor van Orionis te verschijnen. Eiser is zonder bericht van verhindering opnieuw niet verschenen, waarna Orionis eisers bijstandsuitkering in een besluit van 19 oktober 2021 heeft beëindigd met ingang van 11 oktober 2021.
Eiser heeft zich op 5 november 2021 opnieuw gemeld voor een uitkering. Hij heeft op 15 november 2021 een aanvraag ingediend. Op het aanvraagformulier verzoekt eiser om de uitkering in te laten gaan per 10 oktober 2021.
In het primaire besluit heeft Orionis heeft Orionis aan eiser een bijstandsuitkering toegekend met ingang van de meldingsdatum van 5 november 2021. In het bestreden besluit heeft Orionis eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt van Orionis
2. Volgens Orionis is aan eiser terecht een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 5 november 2021, in plaats van de door hem gewenste ingangsdatum van 10 oktober 2021. Orionis stelt dat bijstand in beginsel wordt toegekend vanaf de meldingsdatum, en dat het niet mogelijk is om bijstand met terugwerkende kracht te verlenen. Het behoort tot eisers eigen verantwoordelijkheid om zijn aanspraken op bijstand tijdig geldend te maken door het indienen van een aanvraag. Zijn redenen om bijstand met terugwerkende kracht te verlenen zijn volgens Orionis niet zo zwaarwegend dat hieraan tegemoet moet worden gekomen.
Eisers standpunt
3. Volgens eiser heeft Orionis ten onrechte niet de door hem gewenste ingangsdatum gehanteerd. Hij voert daartoe aan dat hij 3 tot 4 jaar geleden als Syrische vluchteling is aangekomen in Nederland. Hierdoor is de Nederlandse taal voor hem moeilijk te lezen en verstaan, en heeft hij nog onvoldoende begrip van de praktische regels van de Nederlandse maatschappij. Eiser beroept zich verder op de nieuwe rechtspraak over het evenredigheids-beginsel. Zijn argument dat hij onvoldoende is geïntegreerd in de Nederlandse maatschappij moet voldoende zijn om bijstand met terugwerkende kracht te verstrekken, aldus eiser.
Wat is het beoordelingskader?
4. Artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop het recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Op grond van het derde lid kan Orionis besluiten dat bijstand wordt toegekend vanaf de dag dat de aanvraag is ingediend, indien de belanghebbende de aanvraag niet zo spoedig mogelijk indient nadat hij zich heeft gemeld en hem dit te verwijten valt.
5. Het uitgangspunt dat bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, maar dat deze dag niet kan liggen voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen wordt bevestigd in de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 juni 2018, ECLI: NL:CRVB:2018:1874). Uit deze rechtspraak volgt ook dat van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Zulke omstandigheden kunnen zich bijvoorbeeld voordoen wanneer het eiser niet kan worden verweten dat zij zich niet eerder heeft gemeld om bijstand aan te vragen of niet eerder een aanvraag heeft inge-diend. Dit kan het geval zijn wanneer zij daartoe niet in staat is gebleken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2179). Nu het gaat om een uitzondering op de wettelijke hoofdregel, ligt het op eisers weg om aannemelijk te maken dat de daartoe vereiste bijzondere omstandigheden zich voordoen.
Heeft Orionis de ingangsdatum correct vastgesteld?
6. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat aan eiser met terugwerkende kracht vanaf 10 oktober 2021 bijstand moest wordt verleend. Het is eisers eigen verantwoordelijkheid om (tijdig) een bijstandsuitkering aan te vragen, en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was om eerder dan op 5 november 2021 een aanvraag om bijstand in te dienen.
7. Uit de dossierstukken blijkt niet dat de door eiser gestelde beperkte taalbeheersing, dan wel beperkte begrip van de spelregels van de Nederlandse maatschappij ertoe heeft geleid dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiser bij de aanvang van de bijstandsverlening zelfstandig is verhuisd van [plaatsnaam 2] naar [plaatsnaam 3] . Verder heeft hij blijkens de dossierstukken inburgerings-lessen gevolgd bij [naam bedrijf] , en is hij begeleid door een tolk en [naam begeleider] van Maatschap-pelijk werk [plaatsnaam 4] om opnieuw bijstand aan te vragen. Eiser is dus in staat om hulpverleners te bereiken en ondersteuning te verkrijgen. Hij kan daarom in staat worden geacht de Nederlandse taal voldoende te beheersen om tijdig een bijstandsaanvraag te kunnen indienen, dan wel om de hulp in te schakelen die hij daarvoor nodig heeft. Verder is niet gebleken dat eisers gebrekkige of onvolledige integratie in de Nederlandse samenleving toepassing van de hoofdregel in artikel 44 van de Participatiewet vanuit maatschappelijk oogpunt onredelijk of onevenredig maakt.
8. Naar het oordeel van de rechtbank stelt Orionis zich verder terecht op het standpunt dat eisers belangen niet onevenredig zijn geraakt door de bestreden besluitvorming. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat betalingsachterstanden zijn ontstaan door de onderbre-king in zijn bijstandsuitkering. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1749) vormt dit geen bijzondere omstandigheid die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigt. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de door eiser opgevoerde huurachterstand middels reeds ingeschakelde schuldhulpverlening en gespreide betaling achteraf kan worden opgelost, en dat de opgevoerde betalingsachterstand die betrekking heeft op eisers waterverbruik niet het gevolg is van de onderbreking in de bijstandverlening. Gezien het voorgaande, en nu eiser zijn beroep op het evenredigheidsbeginsel overigens niet nader heeft onderbouwd, kan een toetsing op geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het bestreden besluit niet tot de conclusie leiden dat Orionis niet mocht overgaan tot de bestreden besluitvorming.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 15 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.