Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 25 februari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] (eisers), te [plaatsnaam] ,
Procesverloop
OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden
Bij de beantwoording van de vraag of het college op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken. Indien dat het geval is, moet vervolgens worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken, zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2521.