ECLI:NL:RBZWB:2022:952

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9889
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van eisers door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eisers ontvingen sinds 1 december 2014 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Het college heeft op 21 augustus 2020 het recht op uitkering ingetrokken met terugwerkende kracht naar 21 juli 2020, omdat eisers de inlichtingenplicht zouden hebben geschonden door niet alle opgevraagde gegevens te verstrekken. In een daaropvolgend besluit op 10 november 2020 heeft het college de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, waarna eisers beroep hebben ingesteld.

De rechtbank heeft op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 2 februari 2022 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet tijdig de opgevraagde gegevens hebben ingeleverd, waaronder afschriften van hun bankrekeningen. De rechtbank oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstandsuitkering in te trekken, omdat eisers niet hebben voldaan aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit de Participatiewet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eisers ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9889 PW

uitspraak van 25 februari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] (eisers), te [plaatsnaam] ,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 21 augustus 2020 (primair besluit) heeft het college het recht van eisers op een uitkering op grond van de Participatiewet ingetrokken met ingang van 21 juli 2020.
In een besluit van 10 november 2020 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 2 februari 2022. Partijen zijn, met voorafgaande afmelding, niet verschenen.

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Eisers ontvangen sinds 1 december 2014 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet naar de norm van gehuwden. Het Team Fraudebestrijding van de gemeente Tilburg heeft op 4 maart 2020 een fraudemelding over eisers ontvangen, inhoudende dat eiser inkomsten zou hebben uit arbeid.
Het college heeft eisers in een brief van 14 juli 2020 verzocht om uiterlijk 21 juli 2020 afschriften van al hun bestaande (bank) rekeningen in te leveren over de periode vanaf 1 april 2020. In de brief is ook opgenomen dat als eisers de gegevens niet tijdig inleveren, dit gevolgen kan hebben voor hun bijstandsuitkering.
Het college heeft eisers middels een besluit van 23 juli 2020 een hersteltermijn gegeven. Eisers is nogmaals verzocht om de opgevraagde gegevens uiterlijk op 31 juli 2020 in te leveren. Het college heeft het recht van eisers op bijstand daarbij opgeschort per 21 juli 2020, op grond van artikel 54, eerste lid, van de Participatiewet.
Het college heeft eisers in een besluit van 6 augustus 2020 opnieuw een hersteltermijn gegeven. Eisers is nogmaals verzocht om de opgevraagde gegevens in te leveren, dit keer uiterlijk 12 augustus 2020. Het recht op uitkering bleef per 21 juli 2020 opgeschort.
In het primaire besluit heeft het college het recht van eisers op bijstand ingetrokken met ingang van 21 juli 2020, de ingangsdatum van de opschorting. In het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt college
2. Volgens het college hebben eisers de inlichtingenplicht geschonden door niet alle opgevraagde gegevens in te leveren. Het college stelt dat zij ten onrechte geen afschriften hebben verstrekt van de SNS-bankrekening met nummer [rekeningnummer] . Hetzelfde geldt voor de opgevraagde afschriften van hun creditcard- en Paypal-rekeningen.
Standpunt eisers
3. Eisers stellen dat het college ten onrechte is overgegaan tot het intrekken van hun bijstandsuitkering met ingang van 21 juli 2020. Zij voeren aan dat zij (wel) alle door het college opgevraagde informatie hebben ingeleverd.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 54, eerste lid van de Participatiewet kan het college, indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:
a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of
b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.
Op grond van het tweede lid doet het college mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.
Op grond van het vierde lid kan het college, als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.
Relevante rechtspraak
5.
Bij de beantwoording van de vraag of het college op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken. Indien dat het geval is, moet vervolgens worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken, zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2521.
Waar gaat het in deze zaak (niet) om?
6. Eisers hebben geen bezwaar gemaakt tegen de beide opschortingsbesluiten. In deze procedure is daarom alleen in geschil of het college op goede gronden tot intrekking van de aan eisers toegekende bijstandsuitkering is overgegaan. Omdat niet in geschil is dat de opgevraagde stukken van belang zijn voor het recht op bijstand, spitst het geschil zich toe op de vraag of deze stukken tijdig zijn ingeleverd, en zo nee, of het gaat om stukken waarover eisers binnen de gestelde hersteltermijnen redelijkerwijs hebben kunnen beschikken.
Beoordeling door de rechtbank
7. Eiser heeft blijkens de dossierstukken geen afschriften van de SNS-bankrekening met nummer [rekeningnummer] ingeleverd, ondanks dat het college in de brief van 14 juli 2020 en de beide opschortingsbesluiten heeft gevraagd om afschriften van alle (bank)rekeningen van eisers. Blijkens een rapport van het college van 13 augustus 2020 heeft het college verschillende keren telefonisch contact gehad met eisers over de ontbrekende stukken, waarbij ook specifiek is gesproken over de betrokken SNS-bankrekening. Eiser heeft verder op 11 augustus 2020 weliswaar afbeeldingen ingeleverd met bij- en afschrijvingen van een creditcard en Paypal-rekening, maar deze bevatten geen naam, adres, of begin- en eindsaldo. Ook kan uit de afbeeldingen niet worden afgeleid of daarop alle transacties van de betrokken periode zichtbaar zijn. De rechtbank acht hierbij van belang dat het college in de brief van 14 juli 2020 en de beide opschortingsbesluiten ook heeft gevraagd om afschriften van deze rekeningen, met daarbij de opmerking dat naam, adres, en het maandelijkse begin- en eindsaldo duidelijk zichtbaar moeten zijn. Gezien het voorgaande hebben eisers niet tijdig alle opgevraagde gegevens overgelegd.
Indien en voor zover eisers stellen dat zij alle stukken hebben ingediend waarover zij kunnen beschikken slaagt dit standpunt niet, nu zij daarmee de bewijslastverdeling in een aanvraagsituatie miskennen. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1767) rust bij aanvragen om bijstand de bewijslast van de bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager zelf.
8. Naar het oordeel van de rechtbank konden eisers redelijkerwijs beschikken over alle opgevraagde stukken. Zij hebben dit ook niet gemotiveerd betwist. De aan hen geboden hersteltermijnen zijn verder niet onredelijk kort, en deze zijn voldoende afgestemd op de aard en omvang van de gevraagde gegevens. Afschriften van (bank)rekeningen zijn standaardgegevens waarover iemand normaal gesproken beschikt, en eisers hebben ook niet gevraagd om verlenging van de gegunde hersteltermijnen.
9. Gezien het voorgaande was het college bevoegd om het recht van eisers op bijstand met ingang van de opschortingsdatum van 21 juli 2020 in te trekken. Niet is gebleken dat het college niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Conclusie10. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier op 25 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.