ECLI:NL:CRVB:2021:1767

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
20/4023 TOZO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om verlenging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) wegens onvoldoende bewijs van hoofdverblijf op het uitkeringsadres

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een zelfstandig taxichauffeur, had een aanvraag ingediend voor verlenging van bijstand op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). De aanvraag werd afgewezen omdat het college van burgemeester en wethouders van Diemen twijfels had over de feitelijke verblijfplaats van de appellant. Tijdens een huisbezoek op het opgegeven uitkeringsadres werden geen persoonlijke eigendommen van de appellant aangetroffen, en de hoofdbewoonster verklaarde dat de appellant geen eigen kamer had en geen huur betaalde voor zijn verblijf. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het uitkeringsadres woonde, en bevestigde de afwijzing van de aanvraag om verlenging van de Tozo.

De Raad benadrukte dat de bewijslast voor het aantonen van bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. De appellant had geen controleerbare gegevens overgelegd die zijn claim onderbouwden. De Raad concludeerde dat het college niet tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor aanvragers om juiste en volledige informatie te verstrekken over hun woonadres, wat essentieel is voor de verlening van bijstand.

Uitspraak

20 4023 TOZO

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 20 juli 2021
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2020, 20/5720 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Diemen (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N. Velthorst, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is werkzaam als zelfstandig taxichauffeur. Appellant staat sinds 7 april 2020 in de Basisregistratie personen (BRP) ingeschreven op het adres [adres] (uitkeringsadres). Na een daartoe ingediende aanvraag, waarbij appellant heeft opgegeven te wonen op het uitkeringsadres, heeft het college appellant voor de periode van 7 april 2020 tot en met 30 juni 2020 bijstand toegekend ingevolge de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)
1.2.
Op 15 juli 2020 heeft appellant verzocht om verlenging van de bijstand voor de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 september 2020 op grond van de Tozo
.Op 16 juli 2020 heeft een toezichthouder BRP van de gemeente Diemen een huisbezoek afgelegd op het uitkeringsadres.
1.3.
Bij besluit van 7 augustus 2020 heeft het college de aanvraag om verlenging van bijstand afgewezen op de grond dat geen duidelijkheid bestaat over de feitelijke verblijfplaats van appellant. Hierdoor kan het college het recht op bijstand niet vaststellen. Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.4.
Tijdens de bezwaarprocedure hebben twee handhavingsspecialisten van de sociale dienst van de gemeente Diemen een nader onderzoek ingesteld naar de woonsituatie op het uitkeringsadres. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 25 augustus 2020.
1.5.
Bij besluit van 27 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant geen woonplaats heeft, althans geen feitelijk verblijf heeft op het uitkeringsadres, zodat het recht op bijstand niet is vast te stellen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Tozo is een algemene maatregel van bestuur die bij Koninklijk Besluit van 17 april 2020 (Stb. 2020, 118) is vastgesteld en waaraan terugwerkende kracht is gegeven tot en met 1 maart 2020. De Tozo bevat tijdelijke regels over bijstandsverlening aan zelfstandigen die financieel getroffen zijn door de gevolgen van de crisis in verband met COVID-19. De Tozo vindt zijn grondslag in artikel 78f van de Participatiewet. De verlenging van de regeling tot en met september 2020 wordt aangeduid als Tozo 2.
4.2.
De te beoordelen periode loopt van 1 augustus 2020 tot en met 7 augustus 2020, de datum van de afwijzing van de aanvraag. Bij aanvragen om bijstand rust de bewijslast van de bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager zelf.
4.3.
Waar een betrokkene zijn woonadres heeft, is daar waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Het hoofdverblijf van een betrokkene ligt daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Dit dient te worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Aan de inschrijving in het BRP komt dan ook geen doorslaggevende betekenis toe. De betrokkene is verplicht juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, aangezien dat van essentieel belang is voor de verlening van bijstand.
4.4.
Met de voorzieningenrechter van de rechtbank wordt geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt te hebben gewoond op het uitkeringsadres. Uit de onderzoeken door de toezichthouder BRP en de handhavingsspecialisten blijkt dat tijdens het huisbezoek op 16 juli 2020 geen persoonlijke eigendommen van appellant, zoals kleding, administratie, toiletartikelen en dergelijke in de woning op het uitkeringsadres zijn aangetroffen. Verder heeft de hoofdbewoonster van het uitkeringsadres tegenover de handhavingsspecialisten verklaard dat appellant, als hij op het uitkeringsadres is, op de bank slaapt, dat hij geen eigen kamer heeft, dat hij ook geen spullen op het uitkeringsadres heeft liggen en dat hij evenmin huur voor zijn verblijf op het uitkeringsadres betaalt. Tegelijkertijd heeft appellant zijn standpunt dat hij zijn woonadres had op het uitkeringsadres op geen enkele wijze met controleerbare en verifieerbare gegevens onderbouwd. Sterker nog, hij heeft tegenover de handhavingsspecialist bevestigd dat hij geen spullen op het uitkeringsadres had, dat hij met een tas met kleding op het uitkeringsadres aankomt en met deze tas ook weer vertrekt.
4.5.
Gelet op 1.2, 1.4 en 4.4. kan niet worden gezegd dat het college tekort is geschoten in zijn onderzoekplicht. De beroepsgrond van appellant, dat het college in strijd met de zorgvuldigheid geen verder onderzoek naar de woonsituatie van appellant heeft verricht, slaagt dan ook niet. Van een verzwaarde onderzoekplicht vanwege zijn specifieke leefsituatie zoals door appellant is aangevoerd, is geen sprake. Gewezen wordt op de omstandigheid dat het hier om een aanvraagsituatie gaat. Verder bestond geen aanleiding de man die de voordeur opendeed vragen te stellen aangezien hij niet de hoofdbewoner was.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van R.I.S. van Haaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2021.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) R.I.S. van Haaren