Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- de dagvaardingen van 10 januari 2022 met producties 1 tot en met 6;
- de akte houdende overlegging producties van [gedaagde sub 1] en de VOF met producties 1 tot en met 12;
- de brief van mr. Van Overloop van 17 januari 2022 met producties 7 tot en met 30;
- de mondelinge behandeling gehouden op 18 januari 2022;
- de pleitnota van mr. Van Overloop;
- de pleitnota van mr. Van Vossen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 37.500,00 te boven gaat. De door [eiser] gevorderde dwangsommen verbonden aan het verbod zullen worden afgewezen, aangezien een onderbouwing ontbreekt voor de noodzaak daartoe. De gevorderde opheffing van de beslagen zal eveneens worden afgewezen, aangezien [gedaagde sub 1] en VOF ter inning van de dwangsommen – en de betaling van andere bedragen waartoe [eiser] uit hoofde van het vonnis is gehouden – recht en belang hebben bij de gelegde beslagen.