Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door mr. J.C. Reisinger, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van zijn Mercedes-Benz personenauto, die op 15 april 2021 was in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar zijn zoon. Klager stelde dat het voertuig dringend nodig was voor zijn werk en dat het belang van de strafvordering zich niet tegen teruggave verzette, aangezien het voertuig niet meer kon dienen voor de waarheidsvinding. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, betoogde echter dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat het voertuig was gebruikt bij de grootschalige handel in verdovende middelen.
De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift tijdig was ingediend, maar dat enkel het tijdsverloop niet voldoende was om het beslag als disproportioneel te beschouwen. De rechtbank had eerder al een klaagschrift van klager ongegrond verklaard en oordeelde dat de argumenten die nu werden aangevoerd, zoals détournement de pouvoir en proportionaliteit, reeds waren meegewogen in de eerdere beslissing. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de beslissing in cassatie nog niet was afgerond.
De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.H. de Brouwer in aanwezigheid van griffier M. van Grinsven. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door klager, afhankelijk van de betekening van de beslissing.