Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 31 augustus 2022 onder een derde, te weten de ABN AMRO Bank N.V., beslag is gelegd op het saldo op het bankrekeningnummer ten name van klager: [bankrekeningnummer] ;
- het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 23 september 2022 ter griffie van deze rechtbank;
- het verweerschrift van de officier van justitie en
- de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Klager is recentelijk aangehouden geweest wegens een krenkingsdelict, naar aanleiding waarvan het slachtoffer waarschijnlijk zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Klager betwist dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, hetgeen wordt versterkt door de beschikbare camerabeelden en de beslissing van de rechter-commissaris met betrekking tot de vordering tot bewaring. Wat te zien is wat klager doet, kan niet zonder meer leiden tot de conclusie (voorwaardelijk) opzet op doodslag, maar ook niet op zware mishandeling. De verwachting van klager is vooralsnog dat hij zal worden veroordeeld voor mishandeling; een vervolging voor zware mishandeling zal niet slagen. Indien het beslag is gelegd om rekening te houden met een mogelijke schadevordering ex art. 36f Sr, dient te worden opgemerkt dat die schade door de rechter-commissaris is begroot op € 5.000,00 en dat het huidige beslag dat te boven gaat. Daarnaast lijkt er sprake te zijn dat het slachtoffer het geweld en het mogelijk daaruit vloeiend letsel voor een mate aan zichzelf te wijten heeft, hetgeen funeste gevolgen heeft voor de hoogte van de schadevergoeding die deze zal indienen. Bovendien zal dit uiterst complex zijn, waardoor de vordering zich niet leent voor behandeling door de strafrechter. Tot slot is aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met de persoonlijke belangen van klager. Hij heeft het inbeslaggenomen geldbedrag hard nodig, namelijk onder meer voor het (niet door de werkgever betaalde) langdurige zorgverlof in verband met de medische omstandigheden van zijn zoontje(s), zelfstandig ondernemerschap en advocaatkosten. Klager is bereid processuele afspraken te maken met het Openbaar Ministerie. Ook kan hij zich voorstellen dat hij conform de beslissing van de rechter-commissaris € 5.000,00 in depot houdt, maar hij vindt dit niet passend omdat hij inmiddels van de medeverdachte heeft vernomen dat diens auto waarop beslag werd gelegd aan hem is teruggegeven onder betaling van € 1.000,00. Klager is bereid garant te staan of een bedrag in depot te laten houden, maar dan moet dit wel recht doen aan de te verwachten uitspraak en aan zijn persoonlijke omstandigheden.
2.De beoordeling
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd en
3.De beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).