Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager wiens voertuig, een Volkswagen Arteon, op 16 september 2022 in beslag was genomen. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.H.E.M. Kersemaekers, verzocht om teruggave van het voertuig, stellende dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, was van mening dat het beslag gehandhaafd moest blijven vanwege de verdenking van handel in verdovende middelen en het lopende onderzoek naar witwassen.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 21 november 2022 werd het standpunt van de klager toegelicht, waarbij werd betoogd dat de inbeslagname disproportioneel was, gezien de waarde van het voertuig en de magere verdenking. De officier van justitie daarentegen benadrukte dat het voertuig een cruciale rol speelde in de vermeende strafbare feiten en dat de verdenking niet lichtvaardig moest worden afgedaan.
De rechtbank oordeelde dat er een strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag, gezien de ernst van de verdenking en de waarde van het voertuig. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, met de mogelijkheid voor de klager om op een later moment een nieuw klaagschrift in te dienen indien er meer duidelijkheid komt over het onderzoek en de vervolgingsbeslissing. De beslissing werd genomen door rechter mr. R.J.H. de Brouwer en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.