ECLI:NL:RBZWB:2022:8228

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-020104
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift inzake inbeslagname van telefoons en personenauto

Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in beslag genomen goederen betrof. Klager had op 2 september 2022 twee iPhones en op 4 september 2022 een Volkswagen Polo in beslag genomen gekregen. Klager verzocht om teruggave van deze goederen, stellende dat hij de auto nodig had om naar school te gaan en dat de telefoons een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen. Tijdens de behandeling in raadkamer op 21 november 2022 zijn de officier van justitie, klager en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie stelde dat de telefoons nog nodig waren voor het onderzoek en dat het beslag op de auto gehandhaafd moest blijven.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is. De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag op de telefoons vereiste, omdat deze nog niet waren onderzocht. Wat betreft de auto oordeelde de rechtbank dat het beslag op grond van artikel 94a Sv gerechtvaardigd was, gezien de waarde van het voertuig en de mogelijkheid dat de strafrechter later een geldboete zou opleggen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, zowel voor de telefoons als voor de auto, en benadrukte dat het belang van strafvordering zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van klager.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-232928-22
rk.nummer:
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. K.H.T. van Gijssel, Verrijn Suartweg 1 te 1112 AW Diemen
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 2 september 2022 onder klager in beslag zijn genomen: een telefoon van het merk Apple, type iPhone, kleur zwart en een telefoon van het merk Apple, type iPhone, kleur rood;
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 en 94a Sv, waaruit blijkt dat op 4 september 2022 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, kleur grijs en voorzien van het [kenteken] ;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 8 september 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 november 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, klager en mr. K.H.T. van Gijssel als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat onder klager twee telefoons en een personenauto in beslag zijn genomen. Klager heeft zijn auto nodig om onder andere mee naar school te kunnen reizen. Klager stelt zich op het standpunt dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
In raadkamer heeft de raadsman in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat de telefoons een behoorlijke waarde vertegenwoordigen en al enige tijd in beslag zijn genomen. Verzocht wordt een termijn te stellen aan het maken van een kopie van de inhoud van de telefoons. Daarnaast is voor het 94-beslag op het voertuig aangevoerd dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. De officier van justitie is immers van mening dat de telefoons niet voor verbeurdverklaring in aanmerking komen. De raadsman ziet niet in hoe het strafbare feit met het voertuig is gepleegd. Indien de rechter de verbeurdverklaring zal bevelen, wordt het criterium “goed waarmee het strafbare feit is gepleegd” wel heel ruim genomen. Daarnaast is het 94a-beslag op het voertuig niet proportioneel gelet op de waarde van het voertuig, het tijdsverloop en de persoonlijke belangen van klager. Het bedrag waarvoor conservatoir beslag is gelegd betreft bovendien geen bedrag van een omvang die in de toekomst niet meer verhaald kan worden.
Klager heeft in raadkamer verklaard dat hij inderdaad met het voertuig in Zundert was op de dag van de inbeslagname. Daarnaast heeft klager verklaard dat hij het voertuig graag terug wil hebben, zodat hij hiermee naar school kan gaan en zodat hij meer mogelijkheden heeft in het vinden van een baan.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. De telefoons zijn enkel ter waarheidsvinding in beslag genomen en het onderzoek aan de telefoons is nog niet afgerond. Indien de telefoons zijn uitgelezen, zullen deze worden teruggegeven aan klager. De officier van justitie weet niet binnen welke termijn het onderzoek is afgerond. Op het inbeslaggenomen voertuig rust inmiddels conservatoir beslag.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank stelt vast dat het klaagschrift formeel is gericht tegen de op grond van artikel 94 Sv inbeslaggenomen goederen. Zij stelt vast dat op de twee telefoons beslag rust op grond van artikel 94 Sv. Zij stelt ten aanzien van het voertuig vast dat deze aanvankelijk in beslag is genomen op grond van artikel 94 Sv, maar dat middels de machtiging van de rechter-commissaris van 23 september 2022 het beslag op het voertuig als 94a-beslag is gehandhaafd. Gelet daarop is het beslag op het voertuig op grond van artikel 94 Sv komen te vervallen. Het klaagschrift is voorafgaand aan de machtiging van de rechter-commissaris ingediend. Nu de raadsman in raadkamer voorts is ingegaan op het beslag op grond van artikel 94a Sv, zal de rechtbank ook beslissen op het beklag gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag.
De telefoons
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat op 2 september 2022 onder klager twee telefoons ter waarheidsvinding in beslag zijn genomen. De officier van justitie heeft in raadkamer te kennen gegeven dat het onderzoek aan de telefoons nog niet is afgerond. De rechtbank geeft de officier van justitie wel uitdrukkelijk in overweging het onderzoek met enige voortvarendheid uit te voeren. De rechtbank is van oordeel dat, gezien het standpunt van de officier van justitie dat thans nog onderzoek plaatsvindt aan de telefoons, het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vergt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.
De auto
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
( i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:38, NJ 2014/66, r.o. 2.6).
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een verdenking ter zake van een misdrijf bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie. De rechtbank is van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een geldboete tot tenminste de hoogte van de waarde van het in beslag genomen voorwerp zal opleggen, dan wel aan verdachte de verplichting tot betaling van een geldbedrag tot ten minste die hoogte ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. Aangezien deze voorwerpen dus in zoverre kunnen strekken tot zekerheid van de nakoming van zodanige verplichtingen, dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard. Dit is anders wanneer het beslag niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank is van oordeel dat het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank stelt vast dat de vordering van de Staat door de rechter-commissaris is geschat op € 2.500,00. Uit raadpleging van internet op “Independer dagwaarde auto” blijkt dat de dagwaarde van het voertuig € 4.763,00 betreft. Omdat de feitelijke staat van de auto onbekend is en de opbrengst bij verkoop lager kan zijn dan voornoemde dagwaarde acht de rechtbank het beslag op dit moment niet disproportioneel. Het belang van strafvordering dient voorts te prevaleren boven de persoonlijke belangen van klager.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 5 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).