ECLI:NL:RBZWB:2022:7961
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 23 december 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had op 31 maart 2021 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan binnen zes maanden beslissen, met de mogelijkheid tot een eenmalige verlenging van zes maanden. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op 31 maart 2022 verstreken was, zonder dat er een besluit was genomen.
Eiseres had de Belastingdienst in gebreke gesteld op 11 maart 2022, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling ontvankelijk is, ondanks dat de beslistermijn nog niet officieel was verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat de Belastingdienst geen nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank draagt de Belastingdienst op om binnen elf weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden en de proceskosten van € 379,50 betalen. De rechtbank benadrukt dat de zaak als licht wordt aangemerkt, gezien de jurisprudentie over geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.