Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
“opdat deze worden verrekend met de over dezelfde periode door de betrokken rechts- of natuurlijke persoon aan het voor de betrokken periode bevoegde orgaan verschuldigde premies”. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het woord ‘opdat’ dat de SVB pas tot verrekening hoeft over te gaan nadat zij premies van het bevoegde orgaan van [plaats 2] heeft ontvangen. [3]
4.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2016 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.665 met handhaving van de overige elementen;
- vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 333;
- veroordeelt de Minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 667;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.028 proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de inspecteur van het griffierecht € 48 aan belanghebbende moet vergoeden.