In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres, een B.V., tegen de afwijzing van de aanvraag voor een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel voor werknemers van 56 jaar of ouder, zoals geregeld in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). De aanvraag was door het UWV afgewezen omdat deze niet binnen de vereiste termijn van drie maanden na aanvang van het dienstverband was ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het UWV de gelegenheid te geven om te overwegen of de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2022 aanleiding gaf om het standpunt te herzien. Het UWV heeft echter besloten het eerdere standpunt te handhaven.
De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van eiseres terecht is afgewezen, omdat deze meer dan drie maanden na indiensttreding van de werknemer was ingediend. Eiseres voerde aan dat specifieke omstandigheden, zoals coronamaatregelen en de bewindvoering van de werknemer, de vertraging hadden veroorzaakt. De rechtbank stelt echter vast dat de wettelijke termijn van drie maanden niet kan worden overschreden, ongeacht de omstandigheden. De rechtbank benadrukt dat de wetgever met deze termijn beoogt te voorkomen dat loonkostenvoordelen met terugwerkende kracht worden aangevraagd voor reeds bestaande dienstbetrekkingen.
De rechtbank concludeert dat het UWV de aanvraag niet had kunnen toewijzen, ook al zou de werknemer zonder het loonkostenvoordeel zijn aangenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en openbaar gemaakt op 20 december 2022.