ECLI:NL:RBZWB:2022:7754

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering door het UWV. Het UWV had op 19 maart 2021 besloten de uitkering van eiseres te beëindigen per 20 april 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 7 maart 2022. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 9 november 2022 door de rechtbank is behandeld.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij rapporten van verschillende verzekeringsartsen zijn betrokken. Eiseres had klachten van nek- en rugpijn, hoofdpijn en psychische problemen, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres in staat was om passende arbeid te verrichten. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat de door hen vastgestelde beperkingen adequaat zijn. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de medische oordelen van het UWV zouden ondermijnen.

De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV aangeduide functies beoordeeld. Eiseres stelde dat deze functies niet passend waren vanwege haar vaardigheden en taalbeheersing. De rechtbank oordeelde echter dat de functies, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen, geschikt waren voor eiseres. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 20 april 2021 terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2023 ZW

uitspraak van 15 december 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Türk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het UWV heeft met het besluit van 19 maart 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 20 april 2021. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 7 maart 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam tolk] als tolk en de gemachtigde van het UWV, [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35 % arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 20 april 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor deze zaak belangrijke wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage behorend bij deze uitspraak.
3.2.
Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerker. Zij heeft zich op 19 februari 2020 vanuit een situatie van werkloosheid ziek gemeld, vanwege klachten van keelpijn, hoofdpijn, nekpijn, vermoeidheid en al langer bestaande pijnklachten in het lichaam. Het UWV heeft met ingang van 20 mei 2020 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres per 20 april 2021 in staat is om passende arbeid te verrichten.
3.3.
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65 % van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35 % bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De sociaal medisch verpleegkundige [naam verpleegkundige] heeft in het kader van de eerstejaars ziektewetbeoordeling (EZWB) een rapportage opgesteld. Deze rapportage is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] . De sociaal medisch verpleegkundige heeft eiseres telefonisch gesproken en heeft het dossier bestudeerd. Eiseres heeft verklaard dat zij energetische belemmeringen heeft. Daarnaast heeft zij last van nek-, heup- en hoofdpijn. Ook knarsetandt zij dag en nacht en is zij gespannen. Eiseres ondervindt vanwege de klachten problemen in het dagelijks functioneren. De sociaal medisch verpleegkundige stelt dat er nog benutbare mogelijkheden voor arbeid zijn. De prognose is dat op termijn een verbetering van de belastbaarheid van eiseres plaatsvindt.
De verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres op 29 januari 2021 op het spreekuur gezien en daarbij lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts stelt vast dat er gelet op de bevindingen tijdens het onderzoek geen reden is om aan te nemen dat er sprake is van een uitzondering als bedoeld in de standaard GDBM. De verzekeringsarts acht eiseres belastbaar voor werk. De verzekeringsarts meent wel dat er beperkingen gelden ten opzichte van normaal functioneren. Eiseres is aangewezen op werk dat fysiek niet te zwaar belastend is. De oorzaak lijkt te liggen in de ervaren spanning. Er worden daarom preventief beperkingen aangenomen op persoonlijk functioneren. De verzekeringsarts stelt vast dat de verwachting is dat in de belastbaarheid en mogelijkheden op korte termijn geen aanzienlijke veranderingen zullen optreden. De beperkingen zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 29 januari 2021.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 1] heeft eiseres gezien op de hoorzitting en heeft de beschikbare medische informatie, waaronder die van de behandelend sector, bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft op 9 februari 2022 gerapporteerd dat eiseres bij complexere gespreksinhoud zichtbaar afdwaalt en niet meer aandachtig is bij het gesprek. Eiseres is van april tot en met december 2021 voor haar psychische klachten onder behandeling geweest in de praktijk van psychiater [naam psychiater] , bij een Turkssprekende systeemtherapeut. Datum in geding is 20 april 2021 waardoor de bevindingen bij de intake bij de psychiater representatief kunnen worden geacht voor die datum. Uit de aanvullende medische informatie blijkt dat aan de ervaren klachten een wat brede psychische problematiek ten grondslag ligt. De ernst daarvan is licht tot matig. De beschreven hoofddiagnose, dysthyme stoornis is een meer chronische aandoening, maar milder dan een depressieve stoornis. Ook de persoonlijkheid van eiseres speelt een rol, maar er is geen sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Naast slaapproblemen en angst in de vorm van zorgen over haar gezondheid en die van haar naasten, is er met name sprake van een sterke lichamelijke spanning en reeds aangenomen somatische symptoomstoornis. Gelet op de aanvullende medische informatie acht de verzekeringsarts b&b meer beperkingen aan de orde op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren dan in de FML van 29 januari 2021. Ook moet eiseres beperkt worden geacht ten aanzien van flexibiliteit, hoog handelingstempo, hanteren van emotionele problemen van anderen, conflicthantering, intensieve contacten met cliënten en patiënten, en leidinggevende taken. Ter bevordering van een goede slaaphygiëne en regelmaat in dag- en nachtritme moet eiseres ook beperkt worden geacht ten aanzien van het werken in de nacht en late avond. Gelet op de voorgeschreven medicatie acht de verzekeringsarts b&b beroepsmatig vervoer niet passend. Er is geen aanleiding om op fysiek vlak meer beperkingen aan te nemen. Het ontbreekt ook aan een medische grond om een aanvullende urenbeperking of energetische beperkingen aan de orde te achten. De matige ernst van de psychische problematiek geeft geen aanleiding om extra recuperatietijd noodzakelijk te achten, mits er voldoende rekening wordt gehouden met genoemde beperkingen. Er was ook geen sprake van een verminderde beschikbaarheid rond datum in geding wegens intensieve behandeling. De beperkingen en belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de aangepaste FML van 9 februari 2022, geldig vanaf 20 april 2021.
De verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 2] heeft bezien of het aanvullend beroepschrift met medische informatie van 30 juni 2022 aanleiding geeft om het ingenomen standpunt te herzien en daaromtrent gerapporteerd op 21 oktober 2022. Zij meent van niet. De uitslagen tonen slijtage/artrotische veranderingen in de nek en laag in de rug. Dit zijn degeneratieve afwijkingen die gelden als normale verschijningen van veroudering die bij (vrijwel) de gehele volwassen populatie worden waargenomen. Er is geen duidelijke relatie tussen de afwijkingen en een duidelijk en voldoende objectiveerbaar klachtenbeeld. Dit laat onverlet dat de klachten wel beperkend kunnen zijn en dat is volgens de verzekeringsarts b&b ook onderkend met de beperkingen in de FML van zowel een aantal dynamische handelingen als statische houdingen. Bij dergelijke aspecifieke klachten moet zo normaal mogelijk belast en bewogen worden. Ook de minimale scoliose laag in de rug geeft geen reden om aanvullende beperkingen op te nemen. Hooguit kunnen milde rugklachten verklaard worden. Deze zijn verdisconteerd met de aangegeven beperkingen. De FML van 9 februari 2022 blijft ongewijzigd van kracht.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat substantiële afwijkingen zijn geconstateerd in een MRI van de nek en rug. Deze objectiveren haar klachten. Voor en rond de datum in geding had eiseres al klachten aan haar nek en rug. Die zijn ook aangekaart bij de huisarts en hiervoor is zij behandeld bij de fysiotherapeut. Op basis van de MRI uitslag dienen er volgens eiseres aanvullende beperkingen te worden aangenomen. Eiseres acht zichzelf niet in staat om werkzaamheden te verrichten.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de nekpijn, rugpijn, hoofdpijn, vermoeidheid, langer bestaande pijnklachten in het lichaam en de psychische klachten. Zij hebben alle beschikbare medische informatie betrokken bij de beoordeling. De rechtbank begrijpt dat eiseres veel klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in ZW-zaken, is de subjectieve beleving en ervaring van iemands klachten echter niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Alleen de medisch objectiveerbare beperkingen zijn daarbij van belang. [1] Het is daarbij de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen. De door eiseres in beroep overgelegde medische informatie is door de verzekeringsarts b&b meegewogen en geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. In bezwaar zijn er door de verzekeringsarts b&b naar aanleiding van de ingebrachte medische informatie aanvullende beperkingen opgenomen ten aanzien van flexibiliteit, hoog handelingstempo, hanteren van emotionele problemen van anderen, conflicthantering, intensieve contacten met cliënten/patiënten en leidinggevende taken. Ter bevordering van een goede slaaphygiëne en regelmaat in dag- en nachtritme wordt eiseres ook beperkt geacht ten aanzien van het werken in de nacht en late avond. Gelet op de voorgeschreven medicatie (duloxetine en oxazepam) acht de verzekeringsarts b&b beroepsmatig vervoer niet passend. Ook andere werkomstandigheden waarbij vanwege risico’s snel en alert moet worden gereageerd zijn niet passend. Daarmee heeft de verzekeringsarts b&b voldoende rekening gehouden met de medische klachten van eiseres en deze ook verwerkt in de aangepaste FML van 9 februari 2022.
De verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 2] heeft voldoende gemotiveerd waarom de rug- en nekklachten geen aanleiding geven tot meer beperkingen dan reeds aangenomen. De minimale scoliose geeft volgens de verzekeringsarts b&b geen reden om aanvullende beperkingen op te nemen. Er kunnen hooguit milde klachten worden verklaard. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in het standpunt dat de objectiveerbare beperkingen voldoende tot uiting komen in de FML van 9 februari 2022. De laatstelijk in beroep ingebrachte de medische informatie van 8 december 2022 over de komende vaatonderzoeken heeft betrekking op de periode ruim na de datum in geding, zijnde 20 april 2021.
De rapporten van de verzekeringsartsen zijn duidelijk gemotiveerd en consistent. Bij de verdere beoordeling zal de rechtbank dan ook uitgaan van de beperkingen die zijn opgenomen in de FML van 9 februari 2022.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (Sbc-code 111160), medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010) en productiemedewerker papier (Sbc-code 111174).
5.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies niet geschikt zijn vanwege de vaardigheden die zij beschikt, opleiding die eiseres heeft afgerond en de slechte beheersing van de Nederlandse taal. De functies zijn te hoog begrepen voor eiseres. Bij de geduide functies moet eiseres Nederlands kunnen lezen en begrijpen. Ook al wordt er geen hoge mate van Nederlandse taalbeheersing vereist, zij moet wel de benodigde taalbewerkingen kunnen begrijpen. Eiseres verwijst in dit kader ook naar de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2022. [2] Hieruit volgt volgens eiseres dat voor de functie 111160 opleidingsniveau 2 is vereist. Deze functie is daarom volgens eiseres ongeschikt.
Ten aanzien van de functie textielproductenmaker voert eiseres aan dat dit een functie betreft met een hoog handelingstempo waarvoor eiseres beperkt is. Ook vanwege de taal is deze functie niet geschikt voor eiseres. Daarnaast is er sprake van veelvuldige of regelmatige deadlines of productiepieken waarvoor eiseres beperkt is bevonden. Ook haar nek en schouders worden te veel belast in deze functie.
Ten aanzien van de functie medewerker tuinbouw voert eiseres aan dat bij deze functie sprake is van een langdurig hoog handelingstempo waarvoor zij beperkt is. Daarnaast beheerst eiseres geen computergebruik op eenvoudig niveau. Ook moet zij schriftelijke aanwijzingen kunnen lezen, begrijpen en interpreteren.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft onderbouwd dat de geduide functies passend zijn te achten voor eiseres, rekening houdend met de beperkingen in de FML van 9 februari 2022. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de functie textielproductenmaker in medisch opzicht niet geschikt is voor eiseres. In de functie is geen sprake van sterk wisselende omstandigheden of onverwachte wijzigingen in taakinhoud. Werkzaamheden worden steeds onder dezelfde omstandigheden uitgevoerd. Er zijn geen storingen of onderbrekingen waardoor eiseres steeds afgeleid raakt. Ook is er geen sprake van een piekbelasting. De gemachtigde van eiseres heeft aangevoerd dat deze functie gelet op de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2022 [3] niet passend is, omdat opleidingsniveau 2 is vereist. De rechtbank stelt vast dat bij de geduide functie textielproductenmaker opleidingsniveau 1 is vereist. In de aangehaalde uitspraak ging het om een functie met dezelfde Sbc-code waarvoor opleidingsniveau 2 was vereist. Dat is in de situatie van eiseres niet aan de orde. De aangehaalde uitspraak is derhalve niet van toepassing op de situatie van eiseres.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de functie productiemedewerker papier en de functie medewerker tuinbouw in medisch opzicht geschikt zijn voor eiseres. De werkzaamheden zijn in grote lijnen voorspelbaar. Er zijn geen veranderende prioriteiten. Uit de resultaat functiebeoordeling van 15 maart 2021 blijkt dat er geen sprake is van verstoringen en onderbrekingen. Dit wordt ook nader onderbouwd in het rapport van de arbeidsdeskundige. De taken zijn eenduidig en herhalend. In combinatie met de eenvoudige aard en inhoud van de gevraagde werkzaamheden is er sprake van voorspelbare werksituatie.
De rechtbank overweegt verder dat voor alle geduide functies een beheersing van de Nederlandse taal op eenvoudig niveau gevraagd wordt. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige blijkt dat eiseres een beetje Nederlands spreekt en dat zij korte eenvoudige zinnen en instructies begrijpt. De rechtbank is dan ook met het UWV van oordeel dat eiseres de functies kan uitoefenen. Op grond van artikel 9, onder aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, mag worden verwacht dat eiseres het voor de functies benodigde taalniveau binnen zes maanden kan aanleren. Dit geldt eveneens voor eenvoudig computergebruik. De arbeidsdeskundige en arbeidsdeskundige b&b hebben afdoende rekening gehouden met de beheersing van de Nederlandse taal door functies te selecteren die opleidingsniveau 1 vereisen, terwijl eiseres in beginsel opleidingsniveau 2 heeft.
De rechtbank komt tot de slotsom dat in de rapportage van de arbeidsdeskundige van 15 maart 2021 en in het bijzonder de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 3 maart 2022 voldoende is gemotiveerd dat eiseres in staat is om de (laatstelijk) geduide functies te verrichten. De functies met Sbc-code 111190 en 111071 zijn komen te vervallen, binnen de Sbc-code 111160 is een andere passende functie geduid en Sbc-codes 111010 en 111174 zijn nog als passend beschouwd.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres een verdienvermogen van 67,67% heeft en daarmee minder dan 35 % arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Nu pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 % of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 20 april 2021.

Conclusie

7. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 20 april 2021.
8. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Ziektewet:
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
  • ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
  • slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgenees-kundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten:
Bij bepaling van het geen betrokkene nog met arbeid kan verdienen worden de volgende regels in acht genomen:
in aanmerking wordt genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen, waaronder mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden worden ten minste verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Deze arbeid wordt nader omschreven in de vorm van ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies. Deze functies vertegenwoordigen ieder ten minste drie arbeidsplaatsen. De gegevens met betrekking tot de in aanmerking genomen functies, met alle daaraan verbonden specifieke aspecten inzake belasting, beloning en opleidingseisen mogen op het moment van de datum waarop de ter gelegenheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gegeven beschikking betrekking heeft, niet ouder zijn dan 36 maanden (artikel 9, onder aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten).

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld CRvB 10 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2130.
2.CRvB 8 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1731.
3.Zie CRvB 8 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1731.