Uitspraak
18.3398 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
A.M.M. Chevallier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2020.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die zich op 12 juni 2016 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten na een zwangerschap, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 4 september 2017, na een beoordeling door een verzekeringsarts die appellante belastbaar achtte met inachtneming van bepaalde beperkingen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen waren onderschat.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar klachten niet goed waren beoordeeld en dat zij niet in staat was de geselecteerde functies te verrichten. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellante zoals vastgesteld door de verzekeringsarts.
De Raad bevestigde dat de subjectieve beleving van appellante niet doorslaggevend was en dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de geobjectiveerde klachten in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.