ECLI:NL:RBZWB:2022:7728

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
10097468_E08122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en toewijzing loonvordering werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke bodemprocedure. De verzoekster, een werknemer, had een verzoek ingediend om het door haar werkgever gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. De werkgever, een besloten vennootschap, was niet verschenen in de procedure. De werknemer was in dienst getreden op 24 september 2021 en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De werkgever beëindigde de arbeidsovereenkomst per 16 juli 2022, waarop de werknemer bezwaar maakte tegen het ontslag. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was gegeven, omdat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd voor de gestelde overtredingen van de werknemer. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer om het ontslag te vernietigen toegewezen en de werkgever veroordeeld om het gebruikelijke salaris van de werknemer te betalen over de periode van het ontslag tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast zijn de proceskosten van de werknemer toegewezen aan de werkgever. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer 10097468 AZ VERZ 22-64
beschikking van 8 december 2022
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. D.K. Nijhuis, advocaat te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap
[verweerster] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats] , tevens handelend vanuit haar [nevenvestiging] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
verder te noemen: [verweerster] ,
niet verschenen.

1.Het procesverloop

1.1
Het verzoekschrift van [verzoekster] is op 14 september 2022 door de griffie van de rechtbank
ontvangen.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2022. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend en is niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 1994, is op 24 september 2021 in dienst getreden bij [verweerster] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met de duur van 12 maanden. [verzoekster] vervult de functie van [naam functie] voor minimaal 32 uur per week en maximaal 40 uur per week, tegen een salaris van € 12,- bruto per uur exclusief emolumenten.
2.2.
[verweerster] heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] bij emailbericht van 15 juli 2022 per
16 juli 2022 beëindigd.
2.3
[verzoekster] heeft bij monde van haar gemachtigde per emailbericht van 7 september 2022, kort gezegd, aan [verweerster] laten weten het niet eens te zijn met het ontslag op staande voet.
3. Het verzoek
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om:
voor recht te verklaren dat het door [verweerster] per 16 juli 2022 aan haar gegeven ontslag op staande voet ten onrechte en niet rechtsgeldig is gegeven;
het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen;
[verweerster] te veroordelen om haar toe te laten tot het uitvoeren van haar gebruikelijke werkzaamheden tegen het gebruikelijke salaris met de gebruikelijke emolumenten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 25.000,-;
[verweerster] te veroordelen om aan haar het gebruikelijke salaris inclusief emolumenten te betalen over de periode vanaf 16 juli 2022 tot aan de dag dat de arbeidsovereen-komst rechtsgeldig is/wordt geëindigd/beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de achterstallige bedragen;
[verweerster] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 3.000,-, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
[verweerster] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1
[verzoekster] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
4.2
[verweerster] is, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet in de procedure verschenen om verweer te voeren. Daarbij is genoegzaam gebleken dat de oproeping voor de mondelinge behandeling op het juiste adres en op de juiste wijze is aangetekend aan [verweerster] . Tegen haar wordt dan ook verstek verleend.
4.3
Het verzoek van [verzoekster] is dus onweersproken gebleven en zal grotendeels worden toegewezen, omdat dit de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
4.4
Dat geldt in ieder geval voor het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet, zoals [verzoekster] hierboven onder 3 b) heeft geformuleerd.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. [verzoekster] heeft aangevoerd dat de reden voor het ontslag op staande voet volgens de brief van 15 juli 2022 gelegen zou zijn in een drietal overtredingen, te weten te laat op het werk komen op 12 juni 2022, niet op het werk verschijnen op 29 juni 2022 en niet op het werk verschijnen op 12 juli 2022. [verweerster] verwijst in haar brief naar de inhoud van haar handboek. [verzoekster] betwist de overtredingen. Bovendien leiden de voorschriften uit het handboek en de overtreding daarvan volgens [verzoekster] niet zonder meer tot een ontslag op staande voet. Er is ook geen hoor en wederhoor toegepast. Verder is geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] . Het ontslag op staande voet is dan ook ten onrechte en niet rechtsgeldig gegeven, aldus [verzoekster] .
Omdat het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal het worden toegewezen.
4.5
Omdat het gegeven ontslag op staande voet zal worden vernietigd, heeft [verzoekster] geen belang meer bij de onder 3 a) verzochte verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet ten onrechte en niet rechtsgeldig is gegeven. Dit deel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.
4.6
Het verzoek onder 3 c) om [verzoekster] toe te laten tot het uitvoeren van haar werkzaamheden op straffe van een dwangsom zal niet worden toegewezen, omdat op grond van artikel 2 van haar arbeidsovereenkomst het dienstverband met [verweerster] op 24 september 2022 al van rechtswege geëindigd is.
4.7
[verzoekster] heeft onder 3 d) verzocht [verweerster] te veroordelen om aan haar het gebruikelijke salaris inclusief emolumenten te betalen vanaf 16 juli 2022 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
Ingevolge artikel 7:628 lid 1 BW heeft de werknemer recht op loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht, tenzij het niet verrichten in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. De omstandigheid dat een werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht als gevolg van een vernietigbaar ontslag op staande voet, is geen oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werknemer moet komen. Dit betekent dat de werkgever het loon verschuldigd is vanaf de datum van het vernietigde ontslag op staande voet tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst alsnog rechtsgeldig eindigt (vgl. ECLI:NL:GHAMS:2022:1120, rechtsoverweging 3.16). In dit geval leidt het voorgaande ertoe dat het onder 3 d) verzochte zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met de wettelijke rente.
4.8
De onder 3 e) gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. [verzoekster] heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke kosten. Wil er sprake zijn van dergelijke kosten, dan zal het moeten gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een niet aanvaard schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Dat hiervan sprake is geweest is niet gebleken.
4.9
[verweerster] zal worden veroordeeld in de proceskosten van [verzoekster] , omdat het verzoek grotendeels wordt toegewezen. Die kosten worden vastgesteld op € 742,- (bestaande uit
€ 244,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris gemachtigde). Voor kosten die [verzoekster] mogelijk na deze uitspraak nog maakt moet [verweerster] ook een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de beschikking. In deze beschikking hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter:
vernietigt het door [verweerster] aan [verzoekster] per 16 juli 2022 gegeven ontslag op staande voet;
veroordeelt [verweerster] om aan [verzoekster] het gebruikelijke salaris inclusief emolumenten te betalen over de periode vanaf 16 juli 2022 tot 24 september 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het achterstallige bedrag vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag van de volledige betaling;
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten van [verzoekster] , vastgesteld op € 742,-;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sierkstra, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2022.