ECLI:NL:RBZWB:2022:7581
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de vaststelling van het dagloon
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, dat hem een WIA-uitkering had toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiser stelde dat hij recht had op een IVA-uitkering, omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft de zaak op 4 november 2022 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 26 oktober 2020 volledig arbeidsongeschikt is, maar niet duurzaam. De verzekeringsartsen van het UWV hebben gerapporteerd dat er behandelmogelijkheden zijn en dat verbetering van de belastbaarheid in de toekomst niet is uitgesloten. Eiser heeft zijn standpunt dat er geen verbetering te verwachten is, niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank de conclusie van de verzekeringsartsen volgt.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV het dagloon van eiser op juiste wijze heeft berekend. Eiser stelde dat zijn WW-uitkering niet was meegenomen in de berekening van zijn WIA-maandloon, maar de rechtbank concludeert dat de WW-uitkering buiten de referteperiode valt en daarom niet kan worden meegenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.