ECLI:NL:RBZWB:2022:7560
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de oplegging van een onderzoek naar rijgeschiktheid en schorsing van het rijbewijs na alcoholgebruik
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de oplegging van een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid en de schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs. Eiser, die eerder was aangehouden voor rijden onder invloed van alcohol, had zijn rijbewijs teruggekregen na een klaagschrift, maar het CBR besloot op basis van een melding van de politie dat hij niet meer over de vereiste rijvaardigheid beschikte. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en het CBR aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat het hebben van een rijbewijs een recht is, maar dat dit recht onderhevig is aan de naleving van verkeersregels, waaronder het verbod op rijden onder invloed. Eiser erkent dat hij onder invloed heeft gereden, maar betoogt dat de omstandigheden waaronder dit gebeurde uitzonderlijk waren. De rechtbank stelt vast dat de dwingendrechtelijke bepalingen van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 het CBR geen ruimte bieden voor een belangenafweging. Eiser heeft echter aangevoerd dat de gevolgen van de schorsing van zijn rijbewijs onevenredig zijn, vooral gezien zijn afhankelijkheid van het rijbewijs voor zijn werk.
De rechtbank oordeelt dat de schorsing van het rijbewijs na 13 mei 2022 niet evenredig is, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. Het beroep van eiser is gegrond voor wat betreft de schorsing, maar ongegrond voor de oplegging van het onderzoek naar rijgeschiktheid. De rechtbank vernietigt het besluit van het CBR voor zover het de schorsing betreft en veroordeelt het CBR tot vergoeding van de proceskosten van eiser.