ECLI:NL:RBZWB:2022:756

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_521
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstandsuitkering en ingangsdatum bijstandsverlening in het bestuursrecht

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen, vertegenwoordigd door de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brabantse Wal (ISD). De zaak betreft de toekenning van een bijstandsuitkering aan de eiser, die zich op 5 augustus 2020 had gemeld voor bijstand. De ISD had de bijstandsuitkering toegekend met terugwerkende kracht vanaf de datum van aanvraag, maar de eiser betwistte de ingangsdatum van de uitkering, stellende dat hij eerder, op 2 juni 2020, een aanvraag had ingediend via de website van het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich op 8 juni 2020 als werkzoekende had ingeschreven bij het UWV, maar dat dit niet gelijkstaat aan een melding voor bijstandsverlening volgens de Participatiewet. De eiser voerde aan dat hij door de informatie op de website van de ISD was misleid, maar de rechtbank oordeelde dat de informatie op de website niet voldoende was om aan te nemen dat hij zich correct had aangemeld voor bijstand. De rechtbank concludeerde dat de ISD terecht de bijstandsverlening had vastgesteld vanaf de datum van aanvraag, 5 augustus 2020, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.S.J. van Kooij, in aanwezigheid van griffier D. Alblas, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE AWB 21/521

uitspraak van 15 februari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen, (Intergemeentelijke Sociale Dienst Brabantse Wal: ISD),verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 27 augustus 2020 heeft de ISD aan eiser een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 5 augustus 2020 naar de norm van een alleenstaande. Eiser heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
Met het besluit van 17 december 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting op 25 november 2021. Eiser is, zonder voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht bijstand heeft verleend vanaf de datum van de aanvraag, te weten 5 augustus 2020. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hieronder zal de rechtbank dit verder uitleggen.

Overwegingen

Feiten
1. Op 8 juni 2020 heeft eiser zich als werkzoekende ingeschreven bij het UWV.
Op 5 augustus 2020 heeft eiser zich bij de ISD gemeld om een bijstandsuitkering aan te vragen. Op 27 augustus 2020 heeft verweerder deze bijstandsuitkering toegekend met ingang van 5 augustus 2020.
Geschil
2. In geschil is of verweerder terecht 5 augustus 2020 heeft gehanteerd als ingangsdatum voor de bijstandsuitkering van eiser.
Beroepsgronden
3. Eiser stelt dat hij door de informatie op de website van de ISD is misleid, omdat daar staat dat je je voor een bijstandsuitkering moet melden bij het UWV. Op 2 juni 2020 (de rechtbank begrijpt, gelet op het emailbericht van 17 november 2020 van eiser aan de ISD, hier en verder: 8 juni 2020) heeft hij zich aangemeld, alleen niet op de juiste plek.
Hij verkeerde in de veronderstelling dat hij met het invullen van het formulier op werk.nl zich zowel had aangemeld als werkzoekende, als een bijstandsuitkering had aangevraagd. Gelet op de informatie op de site van de ISD, had eiser geen reden om aan te nemen dat hij zich via het verkeerde formulier had aangemeld.
Doordat de bijstandsuitkering pas vanaf 5 augustus 2020 is ingegaan, is eiser financieel benadeeld. De uitkering dient per 2 juni 2020 in te gaan. Verder is eiser van mening dat verweerder de burger bewust misleidt en hier geen verantwoordelijkheid voor neemt.
Wettelijk kader
4. Artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet epaalt dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier in het land in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te raken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege.
5. Artikel 44, eerste lid, van de Pw bepaalt dat, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Waarom krijgt eiser geen gelijk?
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij op 2 juni 2020 een aanvraag om een bijstandsuitkering heeft ingediend bij verweerder via de website werk.nl, een website van het UWV. Hij heeft ter onderbouwing van dit standpunt een uitdraai van de website antwoordop.nl van de ISD (de rechtbank begrijpt hier en verder: [naam website] ) overgelegd waarop staat dat men een bijstandsuitkering dient aan te vragen via werk.nl.
7. De rechtbank begrijpt dat de informatie op de website van de ISD voor verwarring heeft gezorgd bij eiser en heeft dit tijdens de zitting voorgehouden aan de gemachtigde van verweerder. De gemachtigde antwoordde hierop dat de website weliswaar onduidelijk is, maar dat onderaan de webpagina de juiste informatie staat. Ook geeft zij aan dat door hen is onderzocht hoe de aanvraag precies verloopt. Op de website van de ISD wordt men in de kolom “waar vraagt u de bijstand aan?” via een link doorgeleid naar de webpagina werk.nl van het UWV. Volgens het UWV krijg je een pop-up te zien wanneer de postcode wordt ingevuld. In die pop-up ziet de aanvrager dat hij de bijstandsuitkering bij de gemeente moet aanvragen. De gemachtigde van verweerder licht verder toe dat er geen reden is om te twijfelen aan de informatie van het UWV. Ook is er onderzoek gedaan naar eventuele storingen op de website werk.nl, maar op het moment van aanvragen was er geen storing.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over de toepassing van artikel 44 van de Pw (bijvoorbeeld de uitspraak van 5 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4215) bestaat in principe geen recht op bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop eiser zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of -in voorkomende gevallen- een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
9. De vraag of bij eiser sprake is van bijzondere omstandigheden die bijstandsverlening met terugwerkende kracht voorafgaand aan de aanvraag van 5 augustus 2020 rechtvaardigen, beantwoordt de rechtbank ontkennend. Het is aan eiser om dergelijke bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken [1] . Van zulke omstandigheden kan sprake zijn als vast komt te staan dat hij al eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend, of indien is gebleken dat hij op enige wijze actie in de richting van verweerder heeft ondernomen die tot het innemen van een aanvraag om bijstand had moeten leiden [2] , of indien hij aannemelijk maakt dat hij buiten staat was zich eerder te melden dan wel een gegronde reden voor de latere melding had.
10. Vaststaat dat eiser zich op 8 juni 2020 digitaal bij het UWW heeft ingeschreven als werkzoekende. Digitaal inschrijven als werkzoekende is echter nog geen melding in de zin van de Participatiewet [3] . Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van misleidende informatie aan de kant van verweerder. Weliswaar is de informatie op de website van de ISD verwarrend, maar de door eiser overgelegde uitdraai van de webpagina [naam website] is niet volledig. Onderaan de pagina staat namelijk vermeld “Uw gemeente neemt alle aanvragen zelf in. Dat betekent dat de categorieën waarvan hierboven staat dat zij bij het UWV moeten aanvragen, hun aanvraag bij de gemeente moeten indienen” gevolgd door “Bij onderstaande ISD-loketten kunt u zich melden voor een aanvraag om bijstand. Voor de aanvraag wordt vervolgens een afspraak gemaakt op het Werkplein Brabantse Wal”. Dit betekent dat eiser zijn aanvraag om een bijstandsuitkering zelf bij het loket van het ISD Brabantse Wal moest indienen. Bovendien kan uit de overgelegde uitdraai niet worden afgeleid dat eiser daadwerkelijk in juni een aanvraag om bijstand heeft ingediend of zich daartoe heeft gemeld. De stelling van eiser dat de procedure via werk.nl niet klopt en dat het UWV een onjuist beeld van de realiteit creëert, leidt niet tot een ander oordeel. Het verstrekken van informatie door een ander bestuursorgaan kan niet worden toegerekend aan verweerder. Het gaat erom dat niet is gebleken dat eiser via werk.nl daadwerkelijk een aanvraag om bijstand heeft gedaan en dat verweerder daarvan op de hoogte was.
11. Eiser voert verder aan dat hij door de beslissing van verweerder financieel benadeeld is. De rechtbank vindt het spijtig dat eiser dacht een aanvraag te hebben gedaan, terwijl hier geen sprake van was en hierdoor zijn bijstandsuitkering 2 maanden later is aangevangen dan gewenst. Zij is echter ook van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de bijstand per 2 juni 2020 toegekend moet worden.
12. De conclusie van de rechtbank is dat verweerder terecht bijstand heeft verleend vanaf de datum van de aanvraag, namelijk 5 augustus 2020.
13. Het beroep is ongegrond Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.S.J. van Kooij, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 15 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 9 juni 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1242
2.Uitspraak van de CRvB van 21 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2637
3.Uitspraak van de CRvB van 14 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2018:1019