Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
“opdat deze worden verrekend met de over dezelfde periode door de betrokken rechts- of natuurlijke persoon aan het voor de betrokken periode bevoegde orgaan verschuldigde premies”. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het woord ‘opdat’ dat de SVB pas tot verrekening hoeft over te gaan nadat zij premies van het bevoegde orgaan van Liechtenstein heeft ontvangen. [3] Anders dan belanghebbende betoogt geven de teksten van artikel 73, tweede lid, van Verordening (EG) 987/2009 in andere talen (belanghebbende haalt de Duitse, Engelse en Franse tekst aan) geen grond om dat artikellid zo te lezen dat belanghebbende daaraan een recht op verrekening kan ontlenen als Liechtenstein die premies niet aan de SVB heeft betaald. Aan belanghebbende kan worden toegegeven dat dat onbevredigend is omdat hij geconfronteerd kan blijven met dubbele premieheffing, maar daar kan in deze procedure geen oplossing voor worden geboden.
4.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar aan belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.803 met handhaving van de overige elementen van de aanslag, en wijzigt de belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- veroordeelt inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 500;
- bepaalt dat inspecteur het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt inspecteur tot betaling van € 1.787 aan proceskosten aan belanghebbende.