ECLI:NL:RBZWB:2022:7516
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van bijstandsuitkeringen op grond van de Participatiewet en de vraag naar dringende redenen om van terugvordering af te zien
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Bruin, heeft beroep aangetekend tegen de instandhouding van een terugvordering van bijstandsuitkeringen, die is opgelegd op basis van de Participatiewet. De terugvordering betreft een bedrag van € 30.457,88 aan algemene bijstand en € 143,00 aan bijzondere bijstand, die door het dagelijks bestuur zijn opgelegd na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan eiser.
De rechtbank heeft op 25 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van het dagelijks bestuur aanwezig waren. Eiser heeft aangevoerd dat de terugvordering onaanvaardbare sociale en financiële gevolgen voor hem heeft, en dat deze gevolgen zijn psychische gesteldheid negatief beïnvloeden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de terugvordering daadwerkelijk heeft geleid tot een verslechtering van de psychische situatie van eiser. De rechtbank concludeert dat de terugvordering op goede gronden is gehandhaafd en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de opgelegde terugvordering in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.