ECLI:NL:RBZWB:2022:7324

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1374
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beperkte kennisneming in belastingzaken met betrekking tot BIZ-bijdragen

Op 5 december 2022 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een verzoek om beperkte kennisneming van bepaalde stukken in een aantal beroepsprocedures die door belanghebbenden zijn aangespannen tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De procedures hebben betrekking op de BIZ-bijdragen die door de belanghebbenden in 2020 en 2021 zijn verschuldigd. De heffingsambtenaar had eerder verzocht om beperkte kennisneming van ongeschoonde bijlagen bij verweerschriften, wat deels was toegewezen en deels afgewezen. Op 24 november 2022 diende de heffingsambtenaar opnieuw een verzoek in voor beperkte kennisneming van een bijlage bij een aanvullend proces-verbaal, dat informatie bevatte over WOZ-objecten en stemprocedures in het kader van de bedrijveninvesteringszone.

De geheimhoudingskamer heeft besloten geen zitting te houden, omdat de aard van de procedure dit niet rechtvaardigde. De kamer heeft de argumenten van de heffingsambtenaar voor beperkte kennisneming afgewogen tegen de belangen van de belanghebbenden. Het verzoek om beperkte kennisneming werd deels toegewezen, met name voor gegevens die de voorkeur van bijdrageplichtigen konden onthullen, terwijl andere gegevens, die niet tot identificatie van stemgerechtigden konden leiden, wel openbaar moesten worden gemaakt. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar verzocht om uiterlijk op 6 december 2022 te bevestigen of hij instemt met de voeging van de geheimgehouden stukken in het dossier van de hoofdzaak en het verstrekken van een geschoonde versie aan de belanghebbenden. De beslissing is openbaar gemaakt en kan alleen in hoger beroep worden aangevochten samen met de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige geheimhoudingskamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/1314 tot en met 21/1320 en 21/5252 tot en met 21/5258
beslissing van 5 december 2022
Beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen
[belanghebbende 1], gevestigd te [vestigingsplaats] (BRE 21/1314 en 21/5252),
[belanghebbende 2], gevestigd te [vestigingsplaats] (BRE 21/1315 en 21/5258),
[belanghebbende 3], gevestigd te [vestigingsplaats] (BRE 21/1316 en 21/5253),
[belanghebbende 4], gevestigd te [vestigingsplaats] (BRE 21/1317 en 21/5255),
[belanghebbende 5], gevestigd te [vestigingsplaats] (BRE 21/1318 en 21/5257),
[belanghebbende 6], gevestigd te [vestigingsplaats] (BRE 21/1319 en 21/5254)
[belanghebbende 7], gevestigd te [vestigingsplaats] (BRE 21/1320 en 21/5256)
belanghebbenden,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant),
de heffingsambtenaar.

1.Het verzoek

1.1.
Tussen de belanghebbenden en de heffingsambtenaar lopen (identieke) beroepsprocedures over de door belanghebbenden in 2020 en 2021 verschuldigde BIZ-bijdragen. In dat kader heeft de heffingsambtenaar, met dagtekening 11 juni 2021, in de zaken over 2020 (identieke) verweerschriften ingediend waarvan een aantal bijlagen behorende bij bijlage 5 geschoond waren. Ten aanzien van de ongeschoonde versie van die bijlagen had de heffingsambtenaar verzocht om beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Awb. De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft dit verzoek deels toegewezen en deels afgewezen bij beslissing van 21 december 2021. [1]
1.2.
Op 24 november 2022 heeft de heffingsambtenaar een brief bij de rechtbank afgegeven (de brief), met als bijlagen een aanvullende ‘Proces-verbaal akte inzake draagvlakmeting bedrijveninvesteringszone [X] ’ van 23 november 2022 (het aanvullende PV) met een bijlage en een brief van de gemeente Breda. Ten aanzien van de bijlage bij het aanvullende PV heeft de heffingsambtenaar verzocht om beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Awb.
1.3.
Omdat de hoofdzaken op 7 december 2022 op zitting gepland staan, heeft de griffier van de geheimhoudingskamer de brief, het aanvullende PV en de brief van de gemeente Breda op 30 november 2021 per beveiligde e-mail doorgestuurd naar de gemachtigde van belanghebbenden, met de vraag of wordt ingestemd met beperkte kennisneming.
1.4.
De gemachtigde van belanghebbenden heeft, bij brief van 5 december 2022, diezelfde dag door de rechtbank per beveiligde e-mail ontvangen, gereageerd op het verzoek van de heffingsambtenaar. Daarbij heeft de gemachtigde aangegeven niet in te stemmen met beperkte kennisneming.
1.5.
In verband met de inwerkingtreding van de Verordening bedrijveninvesteringszone [X] 2020-2024 heeft een draagvlakmeting plaatsgevonden. Het geheimgehouden stuk dat de geheimhoudingskamer heeft beoordeeld kan worden omschreven als een document waarin door de gemeente Breda onder meer de WOZ-objectnummers en de adressen van de WOZ-objecten aangegeven zijn, een omschrijving van die objecten, de WOZ-waarden van de bij de stemming betrokken onroerende zaken alsmede een weergave of en hoe is gestemd.
1.6.
De heffingsambtenaar onderbouwt zijn verzoek om beperkte kennisneming van het geheimgehouden stuk met een verwijzing naar artikel 4, vierde lid van de Wet op de bedrijveninvesteringszones. Op grond van die bepaling dient het college van Burgemeester en Wethouders zorg te dragen voor de vertrouwelijkheid van de strekking van de schriftelijke verklaring van de bijdrageplichtige en deze vertrouwelijkheid te waarborgen.
Belanghebbenden stellen dat zij inzage moeten krijgen in dit stuk om na te gaan of iedere bijdrageplichtige door de gemeente is aangeschreven, of in totaal 78 stemmen (waarvan 77 tijdig) zijn uitgebracht, alsmede wat de stemverhouding en de som van de WOZ-waarden is.

2.Overwegingen

Geen zitting
2.1.
De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [2] Daaraan doet niet af dat belanghebbenden om een zitting hebben verzocht. Daarbij neemt de geheimhoudingskamer in aanmerking dat het verzoek om een zitting niet is gemotiveerd met een toespitsing op het stuk waarvoor om beperkte kennisneming is verzocht, maar meer op de gang van zaken in de procedure tot op heden en de inhoudelijke klachten van belanghebbende over de stemprocedure. Daarvoor is een zitting in dit kader niet bedoeld.
Algemeen
2.2.
De omstandigheid dat een stuk een stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb is, brengt niet automatisch mee dat dit stuk (volledig) aan de andere partij ter kennis moet worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt immers aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
2.3.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door de heffingsambtenaar worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).
2.4.
Uit de brief leidt de geheimhoudingskamer af dat de heffingsambtenaar zich beroept op variant b. als bedoeld in 2.3.
2.5.
Bij de beoordeling van een verzoek om beperkte kennisneming speelt de betekenis van het stuk voor het oordeel van de rechter in de hoofdzaak en de procespositie van partijen een belangrijke rol. Verder is van belang of de partij aan wie kennisneming van een stuk wordt onthouden hierdoor wezenlijk in zijn procesvoering wordt belemmerd. Daarnaast gaat het niet om de vraag of het stuk openbaar moet worden, maar om de vraag of er gewichtige redenen bestaan die zich tegen kennisneming van het stuk door alle partijen in het geding verzetten. [3]
Beoordeling van het verzoek
2.6.
De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennis genomen van het geheimgehouden stuk en van de stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de heffingsambtenaar om aan die kennisneming beperkingen te stellen.
2.7.
De bijlage bij het aanvullende PV geeft het volgende weer: WOZ-objectnummers van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken, de adressen van deze onroerende zaken, een omschrijving van de onroerende zaken, de WOZ-waarden van de onroerende zaken en twee kolommen die respectievelijk ‘voor’ en ‘tegen’ zijn genoemd (met, als er is gestemd, in de betreffende kolom de WOZ-waarde). De heffingsambtenaar verzoekt om beperkte kennisneming ten aanzien van het (gehele) bestand op grond van de redenen zoals vermeld in 1.6.
2.8.
Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer bestaat er aanleiding om beperkte kennisneming toe te staan van delen van het bestand. Het betreft de kolommen ‘woz-num’, ‘WAARDE per 1-1-2018’ (de WOZ-waarden), ‘‘VOOR’ en ‘TEGEN’.
Voor wat betreft de kolommen ‘VOOR’ en ‘TEGEN’ overweegt de geheimhoudingskamer dat de door de heffingsambtenaar genoemde argumenten een deugdelijke grond vormen voor beperkte kennisneming, gelet op de vertrouwelijkheid van een dergelijke stemming, en wegen zij aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbenden in deze zaak bij kennisneming van die gegevens. Immers dient voorkomen te worden dat informatie waaruit de voorkeur van een bepaalde bijdrageplichtige kan worden afgeleid inzichtelijk wordt, om oneigenlijke beïnvloeding te voorkomen. [4]
Met betrekking tot de kolommen ‘woz-num’,‘WAARDE per 1-1-2018’ overweegt de geheimhoudingskamer dat kennisneming van die gegevens herleiding mogelijk maakt tot welke stemgerechtigde voor of tegen gestemd heeft, terwijl dat juist voorkomen moet worden (zie hiervoor). De rechtbank ziet dus geen aanleiding om beperkte kennisneming van die gegevens te weigeren.
Beperkte kennisneming van de resterende gegevens in het document acht de geheimhoudingskamer niet gerechtvaardigd, gelet op het belang van belanghebbenden om (onbeperkt) kennis te nemen van het aantal uitgegeven stembiljetten en wie als stemgerechtigde is aangemerkt. Met het bekendmaken van deze resterende gegevens wordt immers niet de voorkeur van een bepaalde bijdrageplichtige inzichtelijk.
2.9.
Het voorgaande betekent dan ook dat het verzoek van de heffingsambtenaar om beperkte kennisneming van het geheimgehouden stuk deels gerechtvaardigd en deels niet gerechtvaardigd is. Dat betekent dat belanghebbenden inzicht moeten krijgen in een deel van de geheimgehouden stukken en dat de geheimgehouden stukken in zijn geheel moeten worden toegevoegd aan het dossier dat de rechter in de hoofdzaak ter beschikking staat. Gelet op de omstandigheid dat het verzoek kort voor de zitting is gedaan, wijkt de rechtbank af van het procesreglement en wordt de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 6 december 2022 om 12.00 uur, per beveiligde e-mail, aan de rechtbank mede te delen of hij instemt met (i) voeging van de geheimgehouden stukken in het dossier ten behoeve van de rechter in de hoofdzaak en (ii) het verstrekken van een geschoonde versie van het bestand aan de belanghebbenden. Indien met onderdeel (ii) wordt ingestemd draagt de rechtbank de heffingsambtenaar op om bij de uiterlijk op 6 december 2022 om 12.00 uur te versturen beveiligde e-mail gelijktijdig de rechtbank en belanghebbende een geschoonde versie van het document te verstrekken. Indien de heffingsambtenaar niet instemt met voeging in het dossier dan wel verstrekking van een geschoonde versie van het document, zal hij de uit toepassing van artikel 8:31 van de Awb mogelijkerwijs voortvloeiende consequenties daarvan moeten aanvaarden. [5]

3.Beslissing

De geheimhoudingskamer:
  • wijst het verzoek om beperkte kennisneming van het stuk toe, maar slechts voor zover het gaat om de in 2.8 beschreven delen van het stuk;
  • wijst het verzoek om beperkte kennisneming voor het overige af;
  • verzoekt de heffingsambtenaar de rechtbank te berichten zoals is vermeld in 2.9.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 5 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

2.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.
3.Vergelijk Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1367.
4.Vergelijk Kamerstukken II, 2013-2014, 33 917, p. 7.
5.Zie Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3600.