Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[belanghebbende] , te Spanje, belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Buitenland, de inspecteur
Procesverloop
- het jaar 2005: zaaknummer 16/476;
- het jaar 2006: zaaknummer 16/477;
- het jaar 2007: zaaknummer 16/478;
- het jaar 2010: zaaknummer 16/2429;
- het jaar 2011: zaaknummer 16/2430.
Overwegingen
Namens [belanghebbende] vragen wij uw aandacht voor het volgende [belanghebbende] wenst de Nederlandse dividendbelasting die ten laste van haar is ingehouden terug te ontvangen.”
Namens [belanghebbende] vragen wij uw aandacht voor het volgende [belanghebbende] wenst de Nederlandse dividendbelasting die ten laste van haar is ingehouden terug te ontvangen.”
Wij vragen graag uw aandacht voor het volgende. Wij zijn een in Spanje gevestigd pensioenfonds, en hebben geïnvesteerd in Nederlandse aandelen. Hierbij verzoeken wij om een volledige teruggaaf van de Nederlandse dividendbelasting die in dit kader is ingehouden.”
Aangifte
Aangifte
3.1.2. Artikel 10, lid 1, van de Wet bepaalt dat aan een in Nederland gevestigde, niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen rechtspersoon, op zijn verzoek teruggaaf wordt verleend van in een kalenderjaar te zijnen laste ingehouden dividendbelasting. Op 1 januari 2007 is de teruggaafregeling verruimd in die zin dat in het (uiteindelijk) derde lid van artikel 10 van de Wet het eerste lid van overeenkomstige toepassing is verklaard ten aanzien van een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde rechtspersoon die aldaar niet aan een belastingheffing naar de winst is onderworpen en die, ware hij in Nederland gevestigd, ook niet aan de heffing van de vennootschapsbelasting zou zijn onderworpen. Bij de Wet van 3 juli 2008 tot wijziging van een aantal belastingwetten en enkele andere wetten is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 de in de vorige volzin bedoelde eis van rechtspersoonlijkheid komen te vervallen en is artikel 10, lid 1, van de Wet – met inachtneming van de hiervoor genoemde voorwaarden – van overeenkomstige toepassing verklaard op een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigd lichaam. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van die bepaling, weergegeven in de onderdelen 4.9 en 4.10 van de conclusie van de Advocaat-Generaal, volgt dat met deze wijzigingen is beoogd om de teruggaafregeling in lijn te brengen met het Unierecht door een exact gelijke behandeling te bewerkstelligen van in Nederland gevestigde rechtspersonen en in andere lidstaten van de Europese Unie gevestigde – al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende – lichamen, in het bijzonder pensioenfondsen. De vrijheid van kapitaalverkeer brengt mee de teruggaafregeling van artikel 10, lid 1, van de Wet ook gedurende de periode vóór 1 januari 2007 van overeenkomstige toepassing te laten zijn op buitenlandse fondsen zonder rechtspersoonlijkheid.