In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 december 2021 beoordeeld. De inspecteur had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn, maar had de navorderingsaanslag erfbelasting ambtshalve verminderd. Belanghebbende, die in Spanje woont, had een beroep gedaan op haar legitieme portie na het overlijden van haar moeder in 2015. De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het bezwaar en de hoogte van de navorderingsaanslag. Tijdens de zitting op 11 november 2022 is vastgesteld dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, gezien de gang van zaken rondom de verzending van de navorderingsaanslag. De rechtbank gaat vervolgens in op de hoogte van de navorderingsaanslag, waarbij belanghebbende stelt dat een bedrag van € 360.000, dat verband houdt met een schenking van haar moeder aan haar broer, niet opnieuw belast mag worden met erfbelasting. De rechtbank verwerpt dit betoog, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er sprake was van een schenking die niet belast was. De rechtbank concludeert dat belanghebbende erfbelasting verschuldigd is over de legitieme portie en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en tot vergoeding van het griffierecht.