ECLI:NL:RBZWB:2022:7089

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
BRE-21_1179_1180
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 25 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had eerder, op 18 januari 2021, het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende had op 31 december 2020 bezwaar gemaakt, maar de inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. Belanghebbende diende op 1 maart 2021 een nieuw bezwaar in, dat door de inspecteur als beroepschrift werd aangemerkt en naar de rechtbank werd doorgestuurd. De rechtbank oordeelt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, omdat het pas op 3 maart 2021 door de inspecteur is ontvangen, terwijl de termijn op 18 januari 2021 begon. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat belanghebbende geen verontschuldiging heeft gegeven voor de termijnoverschrijding. Daarnaast wordt de inspecteur opgedragen om de brief van 1 maart 2021 als bezwaar tegen de afwijzing van de ambtshalve vermindering in behandeling te nemen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/1179 en 21/1180
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2022 in de zaken tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende
en
De inspecteur van de belastingdienst(de inspecteur).

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 18 januari 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd, met aanslagnummers [aanslagnummer] H.56.01 en [aanslagnummer] W.56.01.4.
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De inspecteur heeft daarbij de aanslag gehandhaafd.
1.4.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 11 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
1.6.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 23 september 2022 aan het door belanghebbende opgegeven adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit gegevens van Track&Trace van PostNL is gebleken dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. De uitnodiging is bij belanghebbende op 24 september 2022 bezorgd.

2.Feiten

2.1.
Bij uitspraak op bezwaar van 18 januari 2021 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen IB/PVV en ZVW niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De inspecteur heeft het bezwaar ook in behandeling genomen als een verzoek om ambtshalve vermindering en in hetzelfde geschrift dit verzoek afgewezen omdat dit verzoek niet is ingediend binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar.
2.2.
Bij brief van 1 maart 2021, ontvangen bij de inspecteur 3 maart 2021, maakt belanghebbende bezwaar tegen de uitspraak van de inspecteur van 18 januari 2021. De brief van 1 maart 2021 is door de inspecteur aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.

3.Beoordeling door de rechtbank

Uitspraak op bezwaar
3.1.
Vast staat dat belanghebbende bij brief van 31 december 2020 bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslagen. Vast staat ook dat bij uitspraak op bezwaar van 18 januari 2021 het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
3.2.
Belanghebbende heeft bij brief van 1 maart 2021 wederom bezwaar gemaakt terwijl al eerder een bezwaarprocedure is doorlopen tegen dezelfde aanslagen. De wet biedt niet de mogelijkheid om voor de tweede keer bezwaar te maken [1] . Dit bezwaarschrift is dan ook in zoverre terecht aangemerkt als een beroepschrift tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift bij de uitspraak op bezwaar van 18 januari 2021.
3.3.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift met de post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, moet de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te laten indiening achterwege.
3.4.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 18 januari 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden.
3.5.
Het beroepschrift, met dagtekening 1 maart 2021 en datum poststempel 2 maart 2021, is bij de inspecteur ontvangen op 3 maart 2021.
3.6.
Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
3.7.
Belanghebbende heeft, ook na daartoe te zijn bevraagd, geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Ambtshalve beslissing
3.8.
Belanghebbende komt met de brief van 1 maart 2021 (ook) op tegen de beslissing van de inspecteur van 18 januari 2021 waarbij het verzoek om ambtshalve vermindering wordt afgewezen omdat dit verzoek niet is ingediend binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar. Tegen die beslissing moet dan eerst bezwaar worden gemaakt. In zoverre heeft de inspecteur de brief van 1 maart 2021 ten onrechte doorgezonden naar de rechtbank om als beroepschrift in behandeling te namen.
3.9.
Nu eerst een bezwaarfase doorlopen moet worden, moet de rechtbank de brief van 1 maart 2021 op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar de inspecteur onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Die mededeling is hierbij gedaan. Nu deze brief reeds in bezit is van de inspecteur zal de rechtbank hem deze niet opnieuw doen toekomen, maar volstaan met deze mededeling.

4.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- draagt de inspecteur op de brief van 1 maart 2021 in behandeling te nemen als een bezwaar tegen de afwijzende beslissing betreffende de ambtshalve vermindering.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 25 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Vergelijk Centrale Raad van Beroep, 29 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH3198