Op 25 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 17 juni 2022, betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 17 juni 2022, waardoor de termijn eindigde op 29 juli 2022. Het beroepschrift werd echter pas op 31 juli 2022 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was.
De rechtbank heeft de belanghebbende de gelegenheid gegeven om te reageren op de termijnoverschrijding, maar er zijn geen redenen voor de vertraging gegeven. De rechtbank heeft benadrukt dat de beroepstermijn een harde termijn is en dat er geen verontschuldiging voor de termijnoverschrijding is gebleken. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Ook een beroep tegen een bijgevoegde brief van 23 juli 2022 werd als kennelijk niet-ontvankelijk beschouwd, omdat deze brief niet als een uitspraak op bezwaar kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.