ECLI:NL:RBZWB:2022:7038

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
BRE-22-3732
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting

Op 25 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 17 juni 2022, betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 17 juni 2022, waardoor de termijn eindigde op 29 juli 2022. Het beroepschrift werd echter pas op 31 juli 2022 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was.

De rechtbank heeft de belanghebbende de gelegenheid gegeven om te reageren op de termijnoverschrijding, maar er zijn geen redenen voor de vertraging gegeven. De rechtbank heeft benadrukt dat de beroepstermijn een harde termijn is en dat er geen verontschuldiging voor de termijnoverschrijding is gebleken. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Ook een beroep tegen een bijgevoegde brief van 23 juli 2022 werd als kennelijk niet-ontvankelijk beschouwd, omdat deze brief niet als een uitspraak op bezwaar kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3732

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. drs. R. de Nekker),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 17 juni 2022 beroep ingesteld. Het beroep ziet op de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer]

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 17 juni 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 29 juli 2022.
Belanghebbende heeft met dagtekening 30 juli 2022 het beroepschrift via email op 31 juli 2022 ingediend. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende is gevraagd om aan te geven waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Belanghebbende heeft hierop als volgt gereageerd:
‘Kennelijk staat voor de rechtbank al vast dat het beroep te laat is ingediend, terwijl de (inhoudelijke behandeling nog moet beginnen. De rechtbank is dus vooringenomen. Ik wens uw rechtbank dan ook veel wijsheid toe en zal uw suggestieve vraag niet beantwoorden.’
Gelet op wat belanghebbende hiervoor heeft gesteld merkt de rechtbank het volgende op. Voor er aan een inhoudelijke behandeling kan worden toegekomen moet het beroep voldoen aan ontvankelijkheidseisen, waarvan er één is dat het beroepschrift tijdig ingediend moet worden. De beroepstermijn is een harde termijn waarvan niet kan worden afgeweken. En voordat de rechtbank definitief beoordeeld of het beroep te laat is ingediend en of er sprake is van omstandigheden die een termijnoverschijding verschoonbaar maken, wordt belanghebbende eerst in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.
Belanghebbende heeft geen redenen voor de termijnoverschrijding gegeven. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor zover belanghebbende opkomt tegen de tevens bijgevoegde brief van 23 juli 2022, is ook dan sprake van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep. Immers is die brief niet aan te merken als een uitspraak op bezwaar en staat daar dus geen beroep tegen open.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 25 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.