ECLI:NL:RBZWB:2023:2051

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
BRE-22-3732
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake belastingaanslag

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 17 juni 2022 was gedaan. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 25 november 2022 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat zou zijn ingediend. De belanghebbende heeft hiertegen verzet ingesteld, zonder te verzoeken om een zitting.

De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting. De rechtbank concludeerde dat de uitspraak op bezwaar niet op de juiste wijze was bekendgemaakt aan de gemachtigde van de belanghebbende. De gemachtigde was pas op 23 juli 2022 op de hoogte gesteld van de uitspraak op bezwaar, waardoor de beroepstermijn pas op dat moment begon te lopen. De rechtbank oordeelde dat de eerdere conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was, onterecht was.

Daarom verklaarde de rechtbank het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de zaak hervat zou worden. De rechtbank veroordeelde de heffingsambtenaar van de gemeente Breda in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 209,25. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3732

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2023 op het verzet van

[belanghebbende] , te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. drs. R. de Nekker).

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda van 17 juni 2022 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 25 november 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht wegens overschrijding van de beroepstermijn.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
De gemachtigde van belanghebbende voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat ondanks de dagtekening van de uitspraak op bezwaar dat onvoldoende reden is om te concluderen dat het beroepschrift te laat is ingediend. De reden hiervoor is dat de gemachtigde pas op 23 juli 2022, door het nogmaals toezenden van de uitspraak op bezwaar door de heffingsambtenaar, bekend is geworden met de uitspraak op bezwaar. De eerdere zending is uitsluitend aan belanghebbende gericht.
overwegingen rechtbank
De uitspraak op bezwaar is niet op de juiste wijze bekendgemaakt als het enkel naar belanghebbende is verzonden terwijl zich een gemachtigde heeft gesteld zoals hier uit de stukken blijkt. De uitspraak op bezwaar dient in ieder geval naar de gemachtigde gezonden te worden [1] .
De beroepstermijn gaat dan pas in op de dag waarop ook de gemachtigde bekend is geworden met de uitspraak op bezwaar. In onderhavig geval is de gemachtigde bij brief van 23 juli 2022 alsnog bekend geworden met de uitspraak op bezwaar. Het dossier bevat thans geen informatie die erop wijst dat de gemachtigde eerder op de hoogte is geraakt van de uitspraak op bezwaar. De conclusie kon dan ook nog niet zijn dat het beroepschrift met dagtekening 30 juli 2022, binnengekomen bij de rechtbank op 1 augustus 2022, niet tijdig tijdig is ingediend.
Hieruit volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was en de zaak ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is gegrond.
Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. De zaak wordt hierna alsnog op een zitting behandeld. Ter voorlichting merkt de rechtbank op dat ook na het onderzoek ter zitting het eindoordeel kan zijn dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Breda in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 209,25 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Breda in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 28 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open(artikel 28, tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).

Voetnoten

1.Artikel 6:17 i.c.m. artikel 3:41 van de Awb.