ECLI:NL:RBZWB:2022:7018
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de inhouding op bijstandsuitkering op basis van ontvangen bedragen van een zorginstelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de inhouding van € 130,- op zijn bijstandsuitkering beoordeeld. Eiser, die zich op 29 oktober 2020 bij de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers heeft gemeld voor een bijstandsuitkering, ontving wekelijks € 30,- van Stichting [stichting] voor zijn levensonderhoud. Baanbrekers heeft op 11 december 2020 besloten om maandelijks € 130,- in te houden op de bijstandsuitkering van eiser, omdat dit bedrag als inkomen wordt aangemerkt. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar Baanbrekers verklaarde het bezwaar ongegrond op 8 juni 2021.
De rechtbank heeft op 12 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van Baanbrekers aanwezig waren. Eiser stelt dat het bedrag dat hij van de stichting ontvangt niet als inkomen moet worden aangemerkt, omdat hij dit bedrag niet vrij kan besteden. De rechtbank oordeelt echter dat de bedragen die eiser ontvangt, bedoeld zijn voor zijn levensonderhoud en daarom als inkomen moeten worden beschouwd. De rechtbank verwijst naar de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Participatiewet, en naar eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep.
De rechtbank concludeert dat Baanbrekers terecht het bedrag van € 130,- in mindering heeft gebracht op de bijstandsuitkering van eiser. Eiser wordt niet benadeeld ten opzichte van bijstandsgerechtigden in een instelling, aangezien deze een lagere uitkering ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.