Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 4 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen een bedrijf en de inspecteur van de Belastingdienst. Het geschil betreft de belastingrente van € 17.108 die aan het bedrijf in rekening is gebracht bij de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2018. De inspecteur had eerder een voorlopige aanslag opgelegd, maar na een herziene aangifte van het bedrijf werd de belastingrente berekend over een periode van meer dan zes maanden. Het bedrijf betwistte de hoogte van de belastingrente en voerde aan dat deze onevenredig was, omdat de Belastingdienst slechts 22 dagen over het bedrag had beschikt. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur geen beleidsvrijheid had bij de toepassing van de wettelijke bepalingen en dat het evenredigheidsbeginsel niet van toepassing was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de rentebeschikking. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.