ECLI:NL:RBZWB:2022:690

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_4950
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak met betrekking tot inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, wonende in Duitsland, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had verzocht om een proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de verzoeken van de belanghebbende beoordeeld en vastgesteld dat er recht bestaat op een vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de kosten voor beroepsmatige bijstand in de bezwaarfase vastgesteld op € 269, en voor de beroepsfase op € 379,50. Dit is gebaseerd op de punten die zijn toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift en het beroepschrift, met inachtneming van de geldende tarieven en wegingsfactoren. De inspecteur heeft ingestemd met de vergoeding van de proceskosten in zowel de bezwaarfase als de beroepsfase.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de belanghebbende recht heeft op een totale vergoeding van € 648,50 voor de proceskosten. Dit bedrag omvat ook het griffierecht dat door de belanghebbende is betaald. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/4950
uitspraak van 11 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , Duitsland,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep tegen de kostenvergoeding in bezwaar betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019 met aanslagnummer [aanslagnummer] .
De inspecteur heeft in beroep alsnog ingestemd met vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase, alsmede de vergoeding van proceskosten in de beroepsfase.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van € 648,50 voor de proceskosten. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- Een vergoeding voor de kosten voor beroepsmatige bijstand in de bezwaarfase van € 269. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 269 en een wegingsfactor 1).
- Een vergoeding voor de kosten voor beroepsmatige bijstand in de beroepsfase van € 379,50 [1] . (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde per punt van 759 en een wegingsfactor 0,5) De wegingsfactor is bepaald op 0,5 gelet op het voorwerp van het beroep en het richtsnoer proceskostenvergoeding van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 november 2021 [2] . De rechtbank ziet geen aanleiding daarvan af te wijken, mede gelet op het feit dat belanghebbende heeft aangegeven in te stemmen met deze vergoedingen.
Belanghebbende heeft € 49,00 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedure de inspecteur te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De inspecteur moet dat echter wel uit zichzelf doen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 648,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 11 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 8:55, derde lid en artikel 8:106, eerste lid Awb).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.1 punt voor het beroepschrift met een wegingsfactor 0,5