Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete. De naheffingsaanslag van € 63 was opgelegd voor de periode van 21 januari 2020 tot en met 21 april 2020, en de verzuimboete was eveneens vastgesteld op € 63. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende, houder van een personenauto, de auto ter verkoop had gegeven aan een autohandelaar en dat deze auto op een parkeerplaats stond tijdens een controle op 2 maart 2020. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de auto geparkeerd stond op een voor het openbaar verkeer openstaande weg.
De rechtbank heeft ook de verzuimboete beoordeeld en geconcludeerd dat deze terecht was opgelegd, ondanks het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van ongelijke behandeling van gelijke gevallen, en dat de inspecteur de boete in overeenstemming met de wettelijke bepalingen had opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de belanghebbende om een dwangsom toe te kennen en om te stellen dat de inspecteur niet alle relevante stukken had overgelegd, verworpen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.