Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- als gemachtigden van belanghebbende, mr. H.P. Mulder en mr. S.A.J.M. Wouters,
- namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
1.Feiten
- Er is uitgegaan van een hoger belastbaar inkomen uit werk en woning, namelijk € 1.109.089, als gevolg van de correcties ‘afkoop pensioen’ van € 1.100.758 en het corrigeren van de eigenwoningrente van € 14.875.
- Er is belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.618.319 in aanmerking genomen op basis van het standpunt dat sprake is van een uitdeling van de BV aan belanghebbende.
- Er is geen loonheffing verrekend.
2.Geschil
- De correctie van inkomen uit aanmerkelijk belang;
- De correctie van de eigenwoningrente;
- De correctie in verband met de pensioen- en lijfrenteaanspraak.
3.Motivering
- de woning van € 2.750.000;
- BV van € 2.770.902;
- het winkelpand van € 150.000;
- de studio van € 75.000;
- beleggingen van, geschat, € 150.000.
kanterugbetalen, is dat als zodanig geen grond om een uitdeling te kunnen aannemen. Weliswaar kan dan vaststaan dat het eerder verstrekte bedrag niet meer terugkomt naar de geldverstrekker, maar dat betekent nog niet dat sprake is van een in de aandeelhouderssfeer gelegen vermogensverschuiving. Dat wordt – anders dan waarvan de inspecteur uitgaat – niet anders in het geval van “onzakelijk stilzitten” door de bv. In het geval van dergelijk “onzakelijk stilzitten” door de bv kan dat tot gevolg hebben dat een verlies op de lening (gedeeltelijk) niet aftrekbaar is bij de bv, [6] maar het heeft niet tot gevolg dat direct een uitdeling wordt aangenomen voor (een deel van) de lening. In zo’n geval zal pas als definitief vaststaat dat de aandeelhouder niet meer aan zijn aflossingsverplichting zal voldoen, het onzakelijke verlies gelijkgesteld moeten worden met een uitdeling. [7]
kanterugbetalen en dat de BV onzakelijk heeft stilgezeten, de inspecteur niet helpen. Uit het juridisch kader zoals uiteengezet in 3.3 hiervoor volgt immers dat die omstandigheden onvoldoende zijn om te kunnen oordelen dat sprake is van een uitdeling in 2015.
zalterugbetalen. Voor zover die stelling erop is gebaseerd dat belanghebbende niet kan terugbetalen, helpt die stelling de inspecteur evenmin gelet op het voorgaande. Voor zover de stelling erop gebaseerd is dat belanghebbende nooit de wil heeft gehad om de lening af te lossen en/of dat belanghebbende over de gelden heeft beschikt als ware het zijn eigen vermogen, [8] helpt dat de inspecteur evenmin. Nog ervan afgezien dat de juistheid van die laatste stellingen niet aannemelijk is gemaakt, zouden die stellingen leiden tot een uitdeling voorafgaand aan 2015. Voor zover de inspecteur bedoelt te stellen dat belanghebbende en de BV in 2015 (stilzwijgend) zijn overeengekomen dat niet terugbetaald hoeft te worden dan wel dat de BV de lening heeft prijsgegeven, is die stelling niet aannemelijk gemaakt.
als uitgangspuntmeebrengt (i) dat de BV niet kan worden aangemerkt als een toegelaten buitenlandse verzekeraar op grond van artikel 19a, lid 1, onderdeel e, van de Wet LB, en (ii) dat, bij gevolg, op grond van artikel 19b, eerste lid, onderdeel a, van de Wet LB de pensioenaanspraak van belanghebbende op de BV wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking.
4.Beslissing
- heropent het onderzoek met dien verstande dat het verdere onderzoek beperkt blijft tot het in 3.19 vermelde geschilpunt;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
de uitspraak te ondertekenen>