ECLI:NL:RBZWB:2022:6271
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst inzake de aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen over het jaar 2018. De uitspraak op bezwaar vond plaats op 8 april 2020. De belanghebbende heeft op 9 augustus 2022 het beroep ingetrokken, omdat de inspecteur het teveel betaalde bedrag had teruggestort na aanleiding van een arrest van de Hoge Raad. De inspecteur heeft deze intrekking niet betwist.
De belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, waaronder 43 uur aan tijd, € 7,- aan kopieer- en verzendkosten en het griffierecht van € 48,-. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. De inspecteur heeft aangegeven dat er geen sprake is van beroepsmatige rechtsbijstand en dat de uren van de belanghebbende niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over de proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de inspecteur tegemoet is gekomen aan het beroep van de belanghebbende, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling voor de uren die de belanghebbende heeft besteed aan de procedure. De rechtbank heeft de inspecteur wel veroordeeld tot vergoeding van de kopieer- en verzendkosten van € 7,-. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende zich voor het griffierecht moet wenden tot de inspecteur, die verplicht is dit te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen op 28 oktober 2022 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.