ECLI:NL:RBZWB:2022:6271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
BRE-20-6445
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst inzake de aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen over het jaar 2018. De uitspraak op bezwaar vond plaats op 8 april 2020. De belanghebbende heeft op 9 augustus 2022 het beroep ingetrokken, omdat de inspecteur het teveel betaalde bedrag had teruggestort na aanleiding van een arrest van de Hoge Raad. De inspecteur heeft deze intrekking niet betwist.

De belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, waaronder 43 uur aan tijd, € 7,- aan kopieer- en verzendkosten en het griffierecht van € 48,-. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. De inspecteur heeft aangegeven dat er geen sprake is van beroepsmatige rechtsbijstand en dat de uren van de belanghebbende niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over de proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de inspecteur tegemoet is gekomen aan het beroep van de belanghebbende, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling voor de uren die de belanghebbende heeft besteed aan de procedure. De rechtbank heeft de inspecteur wel veroordeeld tot vergoeding van de kopieer- en verzendkosten van € 7,-. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende zich voor het griffierecht moet wenden tot de inspecteur, die verplicht is dit te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen op 28 oktober 2022 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/6445

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 8 april 2020 inzake de aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen over het jaar 2018 met aanslagnummer [aanslagnummer].
Bij brief van 9 augustus 2022 heeft belanghebbende het beroep ingetrokken, omdat de inspecteur naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad het door belanghebbende teveel betaalde bedrag heeft teruggestort, aldus belanghebbende. Dit is niet weersproken door de inspecteur. Belanghebbende heeft daarbij tevens verzocht om de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Belanghebbende verzoekt om vergoeding van 43 uur aan tijd die belanghebbende heeft besteed aan de procedure, € 7,- aan kopieer- en verzendkosten en vergoeding van het griffierecht van € 48,-.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De inspecteur heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen sprake is van een door derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en dat de uren die belanghebbende kwijt is geweest aan de procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb. Daarnaast concludeert de inspecteur tot veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van € 7 en tot vergoeding van het griffierecht ten bedrage van € 48,-.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende.
Belanghebbende heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
De inspecteur is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling voor de uren die belanghebbende kwijt is geweest aan de procedure met bijvoorbeeld het lezen en opstellen van de stukken. Die uren komen niet voor vergoeding in aanmerking. [1] Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb.
De inspecteur heeft ingestemd met vergoeding van € 7,- aan kopieer- en verzendkosten. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te beslissen en oordeelt dienovereenkomstig.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 7,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 28 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Hoge Raad 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2082