ECLI:NL:RBZWB:2022:6270
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in belastingzaak over naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 28 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 30 juni 2021 door de heffingsambtenaar aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd op 1 december 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen deze uitspraak op bezwaar. Op 29 april 2022 heeft de heffingsambtenaar echter de naheffingsaanslag vernietigd, waarna de belanghebbende zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de heffingsambtenaar heeft geen inhoudelijke reactie gegeven. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan het beroep van de belanghebbende en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 514,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.