ECLI:NL:RBZWB:2022:6269
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 28 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 14 juni 2022 aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, welke door de heffingsambtenaar op 25 juli 2022 gegrond werd verklaard, maar het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar stelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat bij controle op de parkeerlocatie niet kon worden vastgesteld dat er parkeerbelasting was voldaan. Echter, uit onderzoek bleek dat er een technische storing had plaatsgevonden bij het centrale betalingssysteem, waardoor de betaling niet zichtbaar was op het moment van de naheffing. De belanghebbende betwistte de stelling van de heffingsambtenaar en stelde dat hij aan alle vereisten had voldaan, waaronder het correct invoeren van het kenteken en het betalen van de verschuldigde parkeerbelasting.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar in de proceskosten van de belanghebbende moest worden veroordeeld, omdat de belanghebbende had voldaan aan zijn verplichtingen en de heffingsambtenaar onterecht de naheffingsaanslag had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de heffingsambtenaar tot een vergoeding van € 514 voor de proceskosten, inclusief het griffierecht van € 50. Deze uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 oktober 2022.