In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2022, gaat het om een geschil tussen eisers, [naam eiser 1] en [naam eiser 2], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eisers hebben een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, die aanvankelijk is afgewezen. Na bezwaar heeft het college de aanvraag herzien en een bijstandsuitkering toegekend met terugwerkende kracht, maar heeft het ook contante stortingen op de bankrekening van eiser aangemerkt als inkomsten, die in mindering zijn gebracht op de bijstandsuitkering. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 21 december 2021, waar de gemachtigde van eisers en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de contante stortingen, gedaan op 4 maart 2020, 8 april 2020 en 24 april 2020, door het college terecht als inkomsten zijn aangemerkt. Eisers hebben verklaard dat deze bedragen afkomstig zijn van leningen van familieleden en kinderbijslag, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd om deze stellingen te onderbouwen. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Participatiewet en concludeert dat de gestorte bedragen niet als verantwoorde giften kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en bevestigt de beslissing van het college om de bedragen in mindering te brengen op de bijstandsuitkering.