ECLI:NL:RBZWB:2022:6189

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3425
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot wijziging van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp) beoordeeld. Eiser had op 26 februari 2019 verzocht om zijn persoonsgegevens te wijzigen, maar het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat het college een verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de zitting op 17 maart 2022 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig, evenals vertegenwoordigers van het college. De rechtbank heeft het onderzoek heropend na een beslissing van 9 juni 2022, waarin partijen werden gevraagd te reageren op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 4 mei 2022.

De rechtbank concludeert dat de notariële akte en de hukou, die door eiser zijn overgelegd ter onderbouwing van zijn verzoek, dubbel zijn gelegaliseerd en dus als brondocumenten kunnen worden beschouwd. Echter, het college betwist de authenticiteit van de documenten en stelt dat niet is vastgesteld dat deze documenten op eiser betrekking hebben. De rechtbank oordeelt dat het college de eis van een onderliggend brondocument mocht stellen en dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd waar deze documenten op zijn gebaseerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college terecht heeft gesteld dat de in de paspoorten vermelde gegevens niet kunnen worden verwerkt in de Brp. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, zonder dat er reden is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3425 BRP

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. A.H. Diels,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om zijn persoonsgegevens te wijzigen in de Basisregistratie personen (Brp).
Met het besluit op zijn bezwaren van 5 juli 2021 is het college bij deze afwijzing gebleven.
1.2
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 17 maart 2022. Hierbij waren aanwezig eiser en zijn gemachtigde, en namens het college [naam vertegenwoordiger] en mr. J.G.A. Poelman.
1.4
Bij beslissing van 9 juni 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend. De rechtbank heeft partijen verzocht te reageren op de vraag wat de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 4 mei 2022 [1] betekenen voor de onderhavige zaak.
1.5
Zowel eiser als verweerder heeft een nadere reactie ingediend.
1.6
De rechtbank heeft partijen vervolgens laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben niet om een zitting gevraagd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

2.
Feiten
Op 26 februari 2019 heeft eiser het college verzocht de inschrijving van zijn persoonsgegevens in de Brp op grond van artikel 2.58 van de Wet basisregistratie personen (Wet Brp) als volgt te wijzigen en aan te vullen:
Eiser:
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam 1] → [geslachtsnaam 1]
Voornaam: [voornaam 1] → [voornaam 1]
Geboortedatum: 11 juni 1970 → 2 juli 1978
Geboorteplaats: Changshan → Wencheng
Nationaliteit: Onbekende → Chinese
Vader:
Geslachtnaam: bij ons onbekend → [geslachtsnaam 2]
Voornaam: bij ons onbekend → [voornaam 2]
Geboortedatum: bij ons onbekend → 29 december 1941
Moeder:
Geslachtnaam: bij ons onbekend → [geslachtsnaam 3]
Voornaam: bij ons onbekend → [voornaam 3]
Geboortedatum: bij ons onbekend → 9 december 1951
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft eiser de volgende documenten verstrekt:
  • Chinees paspoort met nummer [nummer 1] , afgegeven op 24 maart 2009;
  • Chinees paspoort met nummer [nummer 2] , afgegeven op 7 maart 2019;
  • verblijfsdocument met nummer [nummer 3] , afgegeven op 11 november 2014;
  • aanbiedingsbrief van 22 september 2008 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) omtrent ambtshalve vergunningverlening;
  • dubbel gelegaliseerde notariële geboorteakte met nummer [nummer 4] , opgemaakt op 19 december 2018 en afgegeven door de Notary Public Office of [naam bedrijf] ;
  • dubbel gelegaliseerde Household Register (hukou) met nummer [nummer 5] , afgegeven op 19 december 2018 door het Yuhu Police Sub-station of Wencheng Public Security Bureau;
  • rapport DNA-onderzoek, uitgevoerd door Verilabs en opgemaakt op 4 februari 2019;
  • rapport van eerste en nader gehoor opgemaakt op respectievelijk 15 juli 1998 en 3 september 1998 door de IND.
Op 18 november 2019 heeft een persoonlijk gesprek hierover plaatsgevonden tussen eiser en medewerkers van de gemeente [plaatsnaam] .
Bij brief van 3 januari 2020 heeft het college aan eiser medegedeeld voornemens te zijn om de documenten niet aan te merken als brondocumenten in de zin van artikel 2.8 van de Wet Brp. Dit heeft tot gevolg dat de gegevens uit deze documenten niet worden opgenomen in de Brp.
Eiser heeft zijn zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht. Daarbij heeft hij de volgende aanvullend documenten overgelegd:
  • kopie Chinees paspoort op naam van [geslachtsnaam 1] , [voornaam 1] , geboren op 11 september 1975 te Zhejiang (China);
  • kopie Italiaanse verblijfsvergunning op naam van [geslachtsnaam 1] , [voornaam 1] , geboren op 11 september 1975 te Zhejiang (China);
  • kopie Chinees paspoort op naam van [geslachtsnaam 1] , [voornaam 1] , geboren op 2 oktober 1973 te Zhejiang (China);
  • kopie Italiaanse verblijfsvergunning op naam van [geslachtsnaam 1] , [voornaam 1] , geboren op 2 oktober 1973 te Zhejiang (China).
De zienswijze heeft niet geleid tot een gewijzigd standpunt van het college. Bij het primaire besluit heeft het college het verzoek van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
3.
Wettelijk kader
De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4.
Beroepsgronden
4.1
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de huidige gegevens in de Brp zijn geregistreerd op grond van een verklaring onder ede. Dit is een geschrift als genoemd in artikel 2.8, tweede lid, onder e, van de Wet Brp, dus onderaan in rangorde. Om de gegevens te wijzigen is een geschrift vereist dat hoger in rangorde staat (een geschrift zoals bedoeld onder a, b, c of d). Eiser heeft de volgende hogere brondocumenten overgelegd: een geldig Chinees paspoort (d), een gelegaliseerde notariële geboorteakte met nummer [nummer 4] (c), en een gelegaliseerde Household Register (hukou) met nummer [nummer 5] (c).
4.2
Ten aanzien van de hukou en de notariële geboorteakte stelt eiser dat uit paragraaf 3.1b van de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing van DNA-onderzoek) – zoals deze gold ten tijde in geding- volgt dat de legalisatieketen per land bekend wordt gemaakt via de website van de rijksoverheid.
Op de website www.nederlandwereldwijd.nl staan de eisen voor legalisatie van Chinese documenten: Legaliseren van documenten uit China voor gebruik in Nederland | China | Nederlandwereldwijd.nl. Gezien deze informatie heeft eiser met de hukou en de notariële geboorteakte de juiste documenten overgelegd.
Eiser stelt voorts vraagtekens bij de stelling van het college dat Bureau Documenten van de IND gesteld zou hebben dat de notariële akte niet beoordeeld kan worden vanwege het ontbreken van een pasfoto. Een medewerker van Bureau Documenten heeft namelijk verklaard dat de term ‘foto ontbreekt’ niet meer wordt gebruikt. Ook aktes zonder pasfoto worden positief beoordeeld.
Verder is volgens eiser de stelling van het collegedat de notariële akte mogelijk is afgegeven op basis van een identiteitskaart, niet juist. Een identiteitskaart bevat geen oudergegevens. De overgelegde hukou vermeldt wel de oudergegevens en tevens het burgeridentiteitsnummer (ID cart NO. [nummer 6] ) van eiser, dat overeenkomt met het burgeridentiteitsnummer op de notariële geboorteakte.
Het burgeridentiteitsnummer is een uniek nummer, te vergelijken met het burgerservicenummer in Nederland. Eiser heeft toegelicht hoe het burgeridentiteitsnummer is opgebouwd.
Op 19 december 2018 is door de notaris van [naam bedrijf] in de provincie Zhejiang de hukou gelegaliseerd onder nummer [nummer 5] . Op dezelfde dag is de notariële geboorteakte onder nummer [nummer 4] afgegeven. Nu de hukou eisers burgeridentiteitsnummer vermeldt en dit nummer overeenkomt met het nummer dat is vermeld in de notariële geboorteakte, is het volgens eiser zeer aannemelijk dat het nummer aan de hukou is ontleend. De hukou is in de orde van identificerende documenten hoger in rang dan een Chinese identiteitskaart, nu die wordt verstrekt op basis van een hukou.
4.3
Ten aanzien van het paspoort stelt eiser dat het college ten onrechte eist dat er een brondocument van het paspoort aanwezig is. Hiermee miskent het college de vaste jurisprudentie van de AbRS dat moet worden uitgegaan van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten afgegeven paspoort. [2] Verder volgt uit de jurisprudentie dat een paspoort een geschrift is als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet Brp en dus van een hogere rangorde dan een verklaring onder ede. [3] Het Chinese paspoort vormt dus een belangrijk document om de identiteit van eiser te kunnen vaststellen. Het feit dat het paspoort is afgegeven op grond van een ander brondocument doet daar niet aan af. Daarom moet het college uitgaan van de juistheid van het Chinese paspoort van eiser; een hoger brondocument dan de verklaring onder ede, waar de gegevens in de Brp op zijn gebaseerd.
4.4
Ten aanzien van de koppeling van de brondocumenten aan eiser, wordt aangevoerd dat uit de uitspraak van de AbRS van 29 april 2020 volgt dat het paspoort als aanknopings-punt kan dienen voor de stelling dat iemand de persoon is wie hij zegt te zijn. Een DNA-onderzoek kan dan als aanvullend bewijs dienen. Nu het college niet twijfelt aan de echtheid van het paspoort dient het DNA-verwantschapsonderzoek als aanvullend bewijs te worden toegelaten. Eiser verwijst hiervoor opnieuw naar de uitspraak van de AbRS van 26 februari 2020 en naar de vaste lijn hierover in de jurisprudentie. De overgelegde documenten tezamen met het DNA-verwantschapsonderzoek leiden tot de conclusie dat eiser dezelfde persoon is als de heer [naam eiser] , zoals vermeld op de documenten. De door het college geopperde mogelijkheid dat eiser een niet op de hukou vermelde zoon is waarvan geen gegevens zijn overgelegd, is een aanname die niet is gebaseerd op enig objectief gegeven (zie de uitspraak van de AbRS van 26 februari 2020). De overige twee broers van eiser staan op de gelegaliseerde hukou vermeld. In tegenstelling tot wat het college stelt, staan de familierechtelijke betrekkingen met deze broers dus wel degelijk vast.
5.
Standpunt van het college
5.1
Het college stelt zich op het standpunt dat eiser in beginsel de juiste documenten heeft aangeleverd. Deze documenten zijn ook op de juiste wijze gelegaliseerd, aldus het college. Dit is dus niet in geschil.
5.2
Het college stelt echter dat het feit dat de documenten zijn gelegaliseerd, niet betekent dat de inhoud, opmaak en afgifte van die documenten juist zijn, terwijl dit wel vereist is om een document als authentiek te kunnen kwalificeren. Ook is volgens het college niet vast komen te staan dat de documenten op eiser betrekking hebben.
6.
Nuancering toetsingsmaatstaf
6.1
Volgens de jurisprudentie van de AbRS dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. [4] In de uitspraken van 4 mei 2022 (zie voetnoot 1) heeft de AbRS de rechtspraak genuanceerd, in die zin dat voor wijziging van geregistreerde gegevens niet langer is vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Voortaan moet worden beoordeeld of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn.
6.2
Uit de brondocumenten, samen met de andere bewijsmiddelen, moet dus buiten redelijke twijfel volgen dat de door eiser gestelde persoonsgegevens juist zijn.
6.3
Uit de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022 volgt dat eerst de vraag moet worden beantwoord of eiser brondocumenten heeft overgelegd die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp. Als die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de eiser en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens moeten worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of de gegevens, in de Brp gewijzigd.
7.
De notariële akte en hukou
7.1
Een buiten Nederland opgemaakte akte is een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, als deze overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat.
Als het college gemotiveerd betwist dat een door de aanvrager overgelegd geschrift overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt, of gemotiveerd stelt dat het niet kan vaststellen of een overgelegd geschrift aan deze vereisten voldoet, moet in beginsel de aanvrager aannemelijk maken dat dit geschrift wel aan deze vereisten voldoet. Een aanvrager kan dit bijvoorbeeld doen door legalisatie van het geschrift, als bedoeld in artikel 2 van het Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten.
7.2
De rechtbank stelt vast dat de notariële geboorteakte met nummer [nummer 4] en de hukou dubbel – door zowel de buitenlandse als de Nederlandse autoriteiten – zijn gelegaliseerd. Daarom dient ervan uitgegaan te worden dat ze overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt.
7.3
Of een akte ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat, wordt bepaald aan de hand van het recht van de staat die de akte heeft afgegeven of volgt in voorkomende gevallen uit informatie in de akte zelf. In de door eiser overgelegde akte staat (vertaald in het Engels):
“Issue under notarization: birth
This is to certify that [naam eiser] was born at [naam bedrijf] , Zhejiang Province on July 2, 1978 and that his father is [naam vader] (..) en his mother is [naam moeder] (..).”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de akte onmiskenbaar ten doel om als bewijs te dienen van de geboorte van de betreffende persoon, waarover ook het verzoek tot opneming gaat.
7.4
Een veel voorkomende vorm van bewijs die verzoekers van wijzigingen in de Brp overleggen ter onderbouwing van hun verzoek, is de notariële akte, al dan niet samen met het document waar deze verklaring op ziet. In het rechtsverkeer van bepaalde landen wordt veel gebruik gemaakt van zulke notariële aktes. Veelal zijn deze opgesteld door zogenaamde notary publics. Zulke notariële aktes en de eventueel daarbij gevoegde documenten kunnen aktes zijn als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet Brp. [5]
7.5
Volgens het college is echter niet vast te stellen op welk onderliggend brondocument de notariële verklaring is gebaseerd. Bureau Documenten heeft niet kunnen beoordelen of dit document authentiek is, wegens het ontbreken van voldoende vergelijkingsmateriaal. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het ontbreken van een pasfoto niet doorslaggevend is geweest, maar wel dat uit de akte niet blijkt op welk onderliggend authentiek brondocument deze is gebaseerd. Het college stelt dat, hoewel niet is uit te sluiten dat de akte is gebaseerd op de hukou, dit niet met zekerheid kan worden vastgesteld.
7.6
De rechtbank is van oordeel dat het college de eis van een onderliggend brondocument mocht stellen. De notariële akte en de hukou zijn op dezelfde datum afgegeven, maar zij hebben geen onderlinge formele connectie en er kan niet worden vastgesteld of deze documenten op betrouwbare gegevens zijn gebaseerd en of een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Eiser heeft niet onderbouwd waar deze documenten op zijn gebaseerd.
Eiser heeft ook niet toegelicht welke documenten bij de autoriteiten zijn overgelegd ter verkrijging van de akte en de hukou. Uit de recente uitspraken van de AbRS volgt ook dat het college van een aanvrager mag verlangen dat hij die onderliggende documenten overlegt, tenzij hij dit niet kan en dat hem dat niet kan worden verweten. Dat eiser op dit punt heeft te kampen met een bewijsprobleem, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
De rechtbank concludeert dat het college terecht niet die waarde aan de notariële akte en de hukou heeft toegekend, die eiser daaraan gehecht wenst te zien.
8.
De paspoorten
8.1
Een geschrift waarin het feit is vermeld waarover het verzoek tot opneming gaat, is een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet Brp als dit overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt.
Een paspoort waarin het desbetreffende feit wordt vermeld, kan zo'n geschrift zijn. [6]
De AbRS heeft de lijn verlaten dat een paspoort geen brondocument kan zijn, omdat dit wordt verleend op grond van andere documenten.
8.2
Verder volgt uit de jurisprudentie dat in beginsel van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten afgegeven paspoort dient te worden uitgegaan. [7]
8.3
Het college stelt dat in dit geval aanleiding bestaat om aan de juistheid van de overgelegde paspoorten te twijfelen. Eiser heeft namelijk volgens het college geen documenten overgelegd waarmee de Chinese autoriteiten zijn identiteit bij de paspoortaanvraag hadden kunnen vaststellen. Uit de jurisprudentie volgt dat in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van een Chinees paspoort, tenzij het college concreet kan onderbouwen dat er kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit is volgens het college hier het geval.
In de eerste plaats wijst het college op het algemeen ambtsbericht van China van 2018 en 2020, waaruit blijkt dat het mogelijk is om door middel van omkoping aan paspoorten te komen die weliswaar zijn opgesteld en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie, maar die op een valse identiteit zijn gebaseerd. Eiser geeft aan dat hij bij zijn paspoortaanvraag in 2009 een kopie van een oud paspoort heeft overgelegd, maar dit staat haaks op zijn eerdere verklaring bij de IND dat hij nooit in het bezit is geweest van een Chinees paspoort. Verder zijn alle documenten die eiser heeft ingeleverd van latere datum dan het paspoort uit 2009, zodat die documenten ook niet kunnen zijn gebruikt om zijn identiteit vast te stellen. Het paspoort van 2009 bevat ook geen verwijzing naar een eerder paspoort, zoals wel bij dat van 2019 het geval is. Ten slotte kan het paspoort uit 2009 ook niet gebaseerd zijn op de Nederlandse verblijfsgegevens, omdat eiser in Nederland altijd met andere persoonsgegevens geregistreerd is geweest.
8.4
De rechtbank stelt vast dat uit het paspoort, met nummer [nummer 2] van 7 maart 2019, blijkt dat dit is afgegeven ter vervanging van het paspoort met nummer [nummer 1] van 24 maart 2009. Uit het paspoort van 24 maart 2009 blijkt echter niet op basis waarvan dit is afgegeven. De rechtbank is van oordeel dat het college in dit geval voldoende gemotiveerd heeft betwist dat ook in dit geval moet worden uitgegaan van het uitgangspunt dat de gegevens in het door eiser overgelegde paspoort juist zijn. De stelling van eiser dat hij bij zijn paspoortaanvraag in 2009 een kopie van een oud paspoort zou hebben overgelegd dat nu niet meer in zijn bezit is, vindt de rechtbank niet aannemelijk. En al zou dat het geval zijn, dan nog heeft die stelling slechts feitelijke betekenis. Dan is immers nog niet gebleken dat er een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de juistheid van de in het paspoort vermelde gegevens.
De rechtbank concludeert dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de in de paspoorten vermelde gegevens niet kunnen worden verwerkt in de Brp.
9.
DNA-onderzoek
De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de beoordeling van wat eiser naar voren heeft gebracht over het DNA-onderzoek. De uitkomsten van dat onderzoek heeft een - ten opzichte van de gegevens uit brondocumenten - aanvullend karakter en kunnen deze daarom niet geheel vervangen.
10.
Conclusie
Het beroep is ongegrond
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. K. Verschueren, voorzitter, en mr. drs. E.J. Govaers en mr. C.A.F. van Ginneken, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 25 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage
Wet basisregistratie personen (Wet Brp)
Artikel 2.8, eerste en tweede lid:
1. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;
b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Artikel 2.10, derde lid:
Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
Artikel 2.58, eerste en tweede lid:
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.

Voetnoten

2.AbRS 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1626 en AbRS 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:611.
3.AbRS 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2361, 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1145, en 13 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1219.
4.AbRS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2799.
5.AbRS 26 februari 2014 ECLI:NL:RVS:2014:641 en AbRS 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198.
6.Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 127.
7.AbRS 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1626 en AbRS 26 februari 2020, ECLI:NLRVS:2020:611.