3.1Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit a) het bouwen van een bouwwerk en c) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo bepaalt – kort gezegd – dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning wordt geweigerd indien de aangevraagde activiteit niet voldoet aan het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wabo geldt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
De hiervoor bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Op grond van artikel 2.7 van het Bor worden als categorieën van gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II. Artikel 4, aanhef en eerste lid, van bijlage II van het Bor bepaalt dat voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking komt: een bijbehorend bouwwerk, mits het bouwwerk niet hoger is dan vijf meter en de oppervlakte minder dan 150 m2 bedraagt. 3.2 De locatie waarop de aanvraag betrekking heeft, valt onder het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” en heeft als bestemming “Recreatie-Recreatiewoning”.
Op grond van artikel 16.1 van de planvoorschriften van dit bestemmingsplan zijn de op de plankaart voor “Recreatie-Recreatiewoning” aangewezen gronden bestemd voor onder meer verblijfsrecreatie in gebouwen welke zijn bestemd of opgericht voor (voor zover hier van belang) recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
Op grond van artikel 16.2.1, onder b in samenhang met 16.2.3, onder a, van de planvoorschriften dienen gebouwen in het aangeduide bouwvlak te worden opgericht en is per recreatiewoning ten hoogste een bijgebouw van maximaal 13 m2 toegestaan.
Het college heeft de schuur als bijgebouw gekwalificeerd.
Op grond van artikel 43.1, onder a, van de planvoorschriften mag een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
In artikel 43.3 van de planvoorschriften is bepaald dat lid 43.1 niet van toepassing is op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Inhoudelijke beoordeling door de rechtbank
Derde partij belanghebbende