ECLI:NL:RBZWB:2022:6067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_667
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verkeersbesluit tot opheffing van parkeerduurbeperking op parkeerplaatsen in Rijen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2022, wordt het beroep van Aldi Roosendaal B.V. tegen het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen beoordeeld. Het verkeersbesluit, genomen op 27 mei 2021, hield in dat de parkeerduurbeperking op 11 parkeerplaatsen aan de Hoofdstraat 48 te Rijen werd opgeheven. Aldi Roosendaal B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat door het college op 21 december 2021 werd gehandhaafd. De rechtbank heeft op 15 september 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel de eiseres als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank heeft onderzocht of het college bij het nemen van het verkeersbesluit geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van zijn beoordelingsruimte. De rechtbank concludeert dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van ondernemers en omwonenden. De rechtbank oordeelt dat de parkeerdrukmetingen die door het college zijn uitgevoerd, voldoende onderbouwing bieden voor het verkeersbesluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De rechtbank wijst erop dat de belangenafweging door het college zorgvuldig is uitgevoerd en dat de besluitvorming voldoet aan de wettelijke kaders. De rechtbank concludeert dat de parkeerproblemen in de Tuinstraat, die door bewoners zijn gemeld, ook zijn meegenomen in de overwegingen van het college. De rechtbank bevestigt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de parkeerduurbeperking op te heffen, en dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/667 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2022 in de zaak tussen

Aldi Roosendaal B.V., uit Roosendaal , eiseres

(gemachtigde: mr. S.J. de Haan),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen(college)
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het
verkeersbesluit van 27 mei 2021 tot het opheffen van de parkeerduurbeperking op 11 parkeerplaatsen op het parkeerterrein aan de Hoofdstraat 48 te Rijen (verkeersbesluit).
1.2
Met het bestreden besluit van 21 december 2021 op het bezwaar van eiseres heeft het college het verkeersbesluit gehandhaafd. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar opvolgend gemachtigde en de gemachtigde van het college, bijgestaan door [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de rechtbank

Omvang geschil
2. De rechtbank beoordeelt of het college bij het nemen van het verkeersbesluit geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van zijn beoordelingsruimte. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Het beroep
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden. Eiseres exploiteert een supermarkt aan de Hoofdstraat 50 in Rijen . De locatie van deze
supermarkt is gelegen naast het parkeerterrein aan de Hoofdstraat 46 en 48
te Rijen (parkeerterrein). Voor de supermarkt aan de Hoofdstraat 50 bevinden zich 26 openbare parkeerplaatsen (waaronder een gehandicaptenparkeerplaats) en deze parkeerplaatsen liggen op het perceel waarop (ook) de supermarkt is gevestigd. Het perceel met daarop het parkeerterrein ter hoogte van de Hoofdstraat 46 en 48 te Rijen is van de gemeente en op dit deel bevinden zich 15 openbare parkeerplaatsen (inclusief twee plaatsen voor het opladen van elektrische auto’s). Voor alle hiervoor genoemde parkeerplaatsen gold een parkeerduurbeperking, van maximaal 2 uur, op maandag tot en met zaterdag van 08.00 uur tot en met 20.00 uur en op zondag van 10.00 uur tot en met 18.00 uur. In de aangrenzende Tuinstraat geldt voor de aanwezige parkeerplaatsen geen parkeerduurbeperking.
Het college heeft medio 2019 alle direct aangrenzende ondernemers een brief gestuurd over de mogelijke vermindering van het aantal parkeerplaatsen met parkeerduurbeperking aan de Hoofdstraat 46 en 48 te Rijen . Beambten van het college hebben in 2019 en 2020 op meerdere dagen en tijden het aantal geparkeerde voertuigen geregistreerd. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat er ter hoogte van de Hoofdstraat 46, 48 en 50 te Rijen voldoende parkeerplaatsen met een parkeerduurbeperking zijn en dat er behoefte is aan meer parkeerplaatsen zonder parkeerduurbeperking.
Het college heeft op 25 mei 2021 een mail van een medewerkster van eiseres ontvangen, waarin zij informeert naar de mogelijkheden voor langdurig parkeren voor de medewerkers van eiseres. Het college heeft vervolgens het verkeersbesluit genomen, op grond waarvan de parkeerduurbeperking van 11 parkeerplaatsen op het terrein aan de Hoofdstraat 46 en 48 te Rijen is opgeheven. Dit besluit is op 7 juni 2021 gepubliceerd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit. Bij het bestreden besluit heeft het college dat verkeersbesluit gehandhaafd.
Heeft het college op goede gronden het aantal parkeerplaatsen voor kort parkeren teruggebracht?
6. Eiseres voert aan dat het college er bij het nemen van het verkeersbesluit ten onrechte vanuit is gegaan dat de parkeerplaatsen ter hoogte van de Hoofdstraat 46 en 48 te Rijen geen parkeerduurbeperking kenden. Het is voor eiseres onvoldoende duidelijk wat het college in de door uitgevoerde parkeerdrukmetingen voor dit deel van het terrein heeft onderzocht en waar de getrokken conclusies op gebaseerd zijn. Het college gaat uit van een te hoog aantal beschikbare parkeerplaatsen. Bij het onderzoek is verder geen rekening gehouden met de parkeerplaatsen in de Tuinstraat en de door het verkeersbesluit verwachte acceptabele parkeerdruk is onvoldoende onderbouwd. Het door het college verrichte onderzoek is onvolledig en gebrekkig en had niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd mogen worden. Er heeft verder geen volledige heroverweging plaatsgevonden, omdat in het bestreden besluit geen rekening is gehouden met de inmiddels extern gehuurde parkeerplaatsen voor de medewerkers van eiseres.
6.1
Volgens het college is bij de totstandkoming van het verkeersbesluit rekening is gehouden met de belangen van alle ondernemers en omwonenden. Het college acht de uitgevoerde parkeerdrukmeting wel voldoende en ook een afdoende onderbouwing voor het genomen besluit. Door het verkeersbesluit is de parkeerduurbeperking van 11 parkeervakken opgeheven.
6.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het college de bevoegdheid heeft tot het nemen van het verkeersbesluit.
6.3
Artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) bepaalt dat de motivering van een verkeersbesluit in ieder geval de doelstelling(en) van het verkeersbesluit vermeldt. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (AbRS) van 8 september 2021 [1] volgt dat in het verkeersbesluit aangegeven moet worden welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Nadat het college heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Het college heeft bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het college geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte.
6.4
De rechtbank leidt uit het verkeersbesluit af dat de hoofddoelstellingen van het verkeer- en vervoersbeleid van het college het garanderen van de bereikbaarheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid en het verhogen van de leefbaarheid zijn. Het verkeersbesluit heeft als doel een herverdeling van de verhouding tussen de parkeerplaatsen met een parkeerduurbeperking en parkeerplaatsen zonder parkeerduurbeperking – kennelijk met als doel te zorgen dat er meer parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor langer parkeren opdat door mensen die zo’n parkeerplaats wensen en die niet in de Tuinstraat wonen, minder wordt uitgeweken naar de Tuinstraat . Het aantal parkeerplaatsen zelf wijzigt niet. De rechtbank kwalificeert dit doel als onderdeel van het in standhouden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid ervan [2] .
Bij de betrokken belangen heeft het college rekening gehouden met de ontvangen en geïnventariseerde meldingen van parkeeroverlast van de bewoners aan de Tuinstraat . Deze meldingen zien onder meer op medewerkers van eiseres die overdag parkeren in de Tuinstraat . Ook heeft het college belangen van de aangrenzende ondernemers (waaronder eiseres) in haar overwegingen betrokken. Bij de belangenafweging heeft het college aan de direct aangrenzende ondernemers het voornemen kenbaar gemaakt om het aantal parkeerplaatsen met een parkeerduurbeperking te verminderen, zodat de parkeerplaatsen zonder duurbeperking gebruikt kunnen worden. Alle ondernemers, met uitzondering van eiseres, hebben hierop in 2019 positief gereageerd. Er zijn in 2019 en 2020 op verschillende dagen en tijdstippen geparkeerde auto’s geteld en hieruit is geconcludeerd dat er – binnen het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen – behoefte bestaat aan meer parkeerplaatsen zonder parkeerduurbeperking. Het college heeft toen het plan niet meteen uitgevoerd. Nadat namens eiseres bij het college geïnformeerd heeft naar de mogelijkheden van meer parkeerplaatsen voor langdurig parkeren voor haar medewerkers, heeft het college het voornemen uit 2019 alsnog doorgezet.
6.5
De aan het college toekomende beoordelingsruimte toetst de rechtbank terughoudend. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de besluitvorming voldoet aan de kaders van de aangehaalde uitspraak van de AbRS van 8 september 2021. Het college heeft op basis van meldingen uit de Tuinstraat , signalen en eigen onderzoek geconcludeerd dat het aantal beschikbare parkeerplaatsen moest worden herverdeeld. Uit de tellingen in 2019 en 2020 leidt de rechtbank inderdaad af dat de parkeerdruk op de parkeerplaatsen met parkeerduurbeperking lager ligt dan die in de Tuinstraat te Rijen . De parkeerplaatsen liggen bij woningen en zijn in beginsel bedoeld voor de bewoners en hun bezoekers. Weliswaar zijn de parkeerplaatsen van de Tuinstraat niet meegenomen in de telling van 2020, maar het college is er op goede gronden vanuit gegaan dat winkelbezoekers in de piekuren van het winkelen ook in de Tuinstraat parkeren. Het college heeft ter zitting aangegeven dat er de week voor de zitting nog een werkgroep is opgericht voor de parkeerproblemen in de woonstraten, waaronder de Tuinstraat . Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de parkeerproblemen in de Tuinstraat zich al vanaf 2019 voordoen. Het college kon derhalve ook de parkeeroverlast in de Tuinstraat bij het nemen van het verkeersbesluit betrekken.
Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat er uiteindelijk nog 27 parkeerplaatsen met parkeerduurbeperking resteren en daarnaast nog 14 parkeerplaatsen zonder duurbeperking. De laatstgenoemde plaatsen kunnen zowel voor lang als kort parkeren worden gebruikt. De rechtbank kan het verweer van het college daarin volgen. Het meest voor de hand liggende gevolg van het verkeersbesluit is dat de parkeerdruk van langparkeerders gedurende winkeltijden in de Tuinstraat wordt verlaagd. Mede gelet op de overlastmeldingen uit deze straat is dat een gevolg waarop het college mag sturen. Een ander gevolg is dat klanten van eiseres – als alle parkeerplaatsen bezet zijn – mogelijk iets minder gemakkelijk een parkeerplaats voor kort parkeren kunnen bemachtigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college, rekening houdend met de hiervoor aangegeven gevolgen, in redelijkheid gebruik gemaakt van de beoordelingsruimte. De beroepsgronden – voor zover gericht tegen het bestreden besluit – slagen niet.
6.6
Bij de volledige heroverweging geldt als hoofdregel dat een bestuursorgaan een besluit heroverweegt op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de heroverweging en het op dat moment geldende recht en beleid. Daarbij gaat het om feiten en omstandigheden van ná het eerdere besluit die van belang zijn voor toepassing van de desbetreffende norm [3] . Volgens eiseres heeft er in het bestreden besluit geen volledige heroverweging plaatsgevonden, omdat het college er geen rekening mee heeft gehouden dat eiseres inmiddels externe parkeerplaatsen huurt voor haar medewerkers. Deze grond brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Niet alleen heeft de rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de volledigheid en de ondertekening van het verslag, de gestelde extern gehuurde parkeerplaatsen zijn niet onderbouwd is niet onderbouwd en deze ontwikkeling hoefde, ook als dat wel het geval zou zijn, voor het college geen reden te zijn om een ander besluit te nemen. Deze grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 18 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 7:11, eerste lid:
Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994)
Artikel 2, eerste lid, sub c en tweede lid, sub a:
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot: c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan; 2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot: a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade (…);
Artikel 15, eerste lid: De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Artikel 21:
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Voetnoten

1.AbRS 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2022.
2.Artikel 2, eerste lid, sub c, van de Wvw 1994.
3.AbRS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571.