ECLI:NL:RBZWB:2022:6013

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
21-014188
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een aanhanger

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 februari 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die de teruggave van een in beslag genomen aanhanger vorderde. De aanhanger was op 19 augustus 2021 in beslag genomen, omdat deze als gestolen geregistreerd stond. Klager, die de aanhanger als zijn eigendom beschouwde, stelde dat hij deze niet door een strafbaar feit had verkregen en dat de inbeslagneming onrechtmatig was. Tijdens de zittingen op 12 en 26 januari 2022 werd klager vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S. van Minderhout, en werd de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, gehoord. Klager was niet verschenen, maar had wel tijdig bezwaar gemaakt tegen de teruggave aan de geregistreerde eigenaar, [naam 2]. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet had aangetoond dat [naam 2] de rechthebbende was, maar concludeerde uiteindelijk dat de aanhanger terecht aan [naam 2] was teruggegeven op basis van de aangifte van diefstal en het bijbehorende chassisnummer. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, omdat het belang van strafvordering zich verzette tegen de teruggave van de aanhanger aan klager. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank de summiere aard van het onderzoek in acht nam.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: -
rk.nummer: 21-014188
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. S. van Minderhout, op het adres [adres 2]

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 19 augustus 2021 onder klager in beslag is genomen: een aanhanger < 750, merk/type onbekend E75, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken] (hierna: de aanhanger).
  • het klaagschrift, ingediend op 27 augustus 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het proces verbaal van de enkelvoudige raadkamer d.d. 12 januari 2022 en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 12 en 26 januari 2022.
Op 26 januari 2022 zijn gehoord de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en mr. S. van Minderhout als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De (overige) belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [naam 2] , is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is namens klager in het klaagschrift aangevoerd dat onlangs onder klager een aanhanger in beslag is genomen. Op 25 augustus 2021 heeft de officier van justitie aan klager medegedeeld dat hij niet de rechthebbende zou zijn en dat is besloten de aanhanger aan de rechthebbende terug te geven althans deze ten behoeve van de rechthebbende te bewaren. Klager is eigenaar van de aanhanger, heeft deze niet door een strafbaar feit verkregen, heeft deze niet onttrokken aan een rechthebbende en heeft er geen afstand van gedaan. De reden van inbeslagneming is klager niet bekend. Klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen de gevraagde teruggave. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de later oordelende rechter verbeurdverklaring van de aanhanger zal bevelen of dat aan klager een verplichting tot betaling van een geldboete, een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd. Het (voortduren van het) beslag is onrechtmatig c.q. onredelijk en disproportioneel.
In raadkamer van 12 januari 2022 is namens klager aangevoerd dat de aanhanger ten onrechte is teruggegeven aan iemand anders. Het klaagschrift is op grond van art. 116 lid 3 Sv tijdig ingediend. Desondanks is in strijd met de wet teruggave gelast. Het is nu niet aan klager om aan te tonen dat hij de rechthebbende van de aanhanger is.
In raadkamer van 12 januari 2022 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat klager blijkbaar tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen teruggave van de aanhanger aan de rechthebbende. Het Openbaar Ministerie heeft het klaagschrift echter pas op 21 september 2021 van de rechtbank ontvangen, zodat ervan uit is gegaan dat geen bezwaar was aangetekend. Bij het Openbaar Ministerie staat [naam 2] geregistreerd als eigenaar van de aanhanger. De aanhanger stond als gestolen geregistreerd. Door klager moet worden aangevoerd dat hij rechthebbende is.
De rechtbank heeft op 12 januari 2022 de behandeling geschorst tot 26 januari 2022 teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen stukken te overleggen, waaruit redelijkerwijze is op te maken dat de aanhanger is teruggegeven aan de rechthebbende. De officier van justitie heeft de rechtbank en de gemachtigde van klager tijdig in het bezit gesteld van een proces-verbaal van 19 augustus 2021.
In raadkamer van 26 januari 2022 is namens klager aangevoerd dat het Openbaar Ministerie er niet in is geslaagd aan te tonen dat [naam 2] rechthebbende is van de aanhanger. Het proces-verbaal van van 19 augustus 2021 is opgemaakt door verbalisant [naam 1] . Zijn collega zou een chassisnummer hebben gezien. [naam 1] keek met zijn collega mee en dat zag de aanhanger als gestolen uit het systeem kwam. In het dossier zit geen foto of omschrijving van de aanhanger. In het proces-verbaal wordt het chassisnummer niet genoemd. Verbalisant [naam 1] heeft niet zelf gecontroleerd of het chassisnummer correspondeert met de aangifte. Gezien het voorgaande is het niet te controleren dat het dezelfde aanhanger betreft. Het proces-verbaal is op ambtsbelofte opgemaakt, maar vergissen is menselijk.
In raadkamer van 26 januari 2022 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat [naam 2] redelijkerwijs als rechthebbende van de aanhanger is aan te merken omdat er aangifte is gedaan van diefstal van de aanhanger en dat de aanhanger is aangetroffen. Klager neemt ten onrechte aan dat de verbalisant niet goed heeft gekeken.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379 (https://www.navigator.nl/document/id12ee88abfa644cd3861417ec5b4d9cda?anchor=id-3b75fcf8-2685-4550-92bf-b6a83e564b80)).
De rechtbank heeft voorts het volgende overwogen. Uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van 19 augustus 2021 blijkt dat de verbalisant bij het aantreffen van de aanhanger bij klager in het systeem ziet dat het chassisnummer van de aanhanger hetzelfde is als het chassisnummer van de aanhanger die als gestolen bij [naam 2] vermeld staat. Door [naam 2] is aangifte gedaan van diefstal van een aanhanger en bij de aangifte zit een bijlage goederen waarin het chassisnummer van de aanhanger is genoemd. In de kennisgeving van inbeslagname is hetzelfde chassisnummer genoemd. De rechtbank is van oordeel dat [naam 2] redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt. De aanhanger is destijds terecht aan hem teruggegeven.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 9 februari 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).