In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 433.967. Tevens was er belastingrente in rekening gebracht. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend tegen deze aanslag, waarbij de belanghebbende zich beroept op het vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat hij op basis van informatie van de inspecteur had vertrouwd dat de IRA-uitkering belastbaar zou zijn in de Verenigde Staten en dat Nederland hiervoor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting zou verlenen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur onjuiste informatie heeft verstrekt, waardoor de belanghebbende onterecht een hogere belastingaanslag heeft gekregen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vermindert de aanslag tot een bedrag van € 433.967, met handhaving van de overige elementen van de aanslag. Ook wordt de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden.